Pick a language and start learning!
Voorzetseluitdrukkingen Opdrachten in de Engelse taal

Voorzetseluitdrukkingen, ook wel bekend als voorzetselgroepen, zijn een essentieel onderdeel van de Nederlandse taal. Ze bestaan uit een voorzetsel gecombineerd met andere woorden en kunnen verschillende betekenissen en functies hebben. Het correct gebruiken van deze uitdrukkingen kan soms lastig zijn, vooral omdat ze vaak idiomatisch zijn en niet altijd letterlijk vertaald kunnen worden. Om je te helpen deze complexiteit te overwinnen, bieden we een reeks oefeningen aan die je begrip en gebruik van voorzetseluitdrukkingen zullen verbeteren.
Deze oefeningen zijn ontworpen om je grammaticale vaardigheden te versterken en je vertrouwd te maken met de meest voorkomende voorzetseluitdrukkingen in het Nederlands. Door regelmatig te oefenen, zul je merken dat je sneller en nauwkeuriger kunt communiceren, zowel schriftelijk als mondeling. Of je nu een beginner bent die net begint met het leren van de taal, of een gevorderde spreker die zijn kennis wil verfijnen, deze oefeningen bieden waardevolle praktijk en inzicht.
Exercise 1
<p>1. She is very good *at* playing the piano (voorzetseluitdrukking voor bekwaamheid).</p>
<p>2. They are interested *in* learning new languages (voorzetseluitdrukking voor interesse).</p>
<p>3. He is *afraid* of spiders (voorzetseluitdrukking voor angst).</p>
<p>4. We are looking *forward* to the weekend (voorzetseluitdrukking voor verwachting).</p>
<p>5. She is responsible *for* the project (voorzetseluitdrukking voor verantwoordelijkheid).</p>
<p>6. He is *proud* of his accomplishments (voorzetseluitdrukking voor trots).</p>
<p>7. They are capable *of* solving difficult problems (voorzetseluitdrukking voor bekwaamheid).</p>
<p>8. She is tired *of* waiting for the bus (voorzetseluitdrukking voor vermoeidheid).</p>
<p>9. He is jealous *of* his friend's success (voorzetseluitdrukking voor jaloezie).</p>
<p>10. We are accustomed *to* waking up early (voorzetseluitdrukking voor gewoonte).</p>
Exercise 2
<p>1. She is always *on time* for her appointments (uitdrukking met tijd).</p>
<p>2. He finished the project *in spite of* the difficulties (uitdrukking met moeilijkheden).</p>
<p>3. They were *in charge of* organizing the event (uitdrukking met verantwoordelijkheid).</p>
<p>4. I will call you *as soon as* I arrive (uitdrukking met tijd).</p>
<p>5. We need to complete this task *in accordance with* the guidelines (uitdrukking met regels).</p>
<p>6. She looked *forward to* meeting her friend (uitdrukking met verwachting).</p>
<p>7. The meeting was postponed *due to* unforeseen circumstances (uitdrukking met oorzaak).</p>
<p>8. He succeeded *by means of* hard work and dedication (uitdrukking met methode).</p>
<p>9. They worked *in collaboration with* the other team (uitdrukking met samenwerking).</p>
<p>10. She went there *for the sake of* her family (uitdrukking met doel).</p>
Exercise 3
<p>1. She is known *for* her generosity (voorzetsel om reden aan te geven).</p>
<p>2. We walked *through* the park to get to the museum (voorzetsel voor beweging door een gebied).</p>
<p>3. He is responsible *for* organizing the event (voorzetsel voor verantwoordelijkheid).</p>
<p>4. They arrived *at* the airport early in the morning (voorzetsel voor een specifieke locatie).</p>
<p>5. She was surprised *by* the unexpected gift (voorzetsel voor oorzaak of reden).</p>
<p>6. He is interested *in* learning new languages (voorzetsel voor betrokkenheid of interesse).</p>
<p>7. The book is *about* a young wizard’s adventures (voorzetsel voor het onderwerp van iets).</p>
<p>8. She will be back *in* an hour (voorzetsel voor tijdsduur).</p>
<p>9. The meeting is scheduled *for* next Monday (voorzetsel voor een specifieke tijd of datum).</p>
<p>10. They moved *to* a new city last year (voorzetsel voor richting of bestemming).</p>