Voorzetseluitdrukkingen met ’em’ Opdrachten in de Portugese taal

Voorzetseluitdrukkingen met 'em' zijn een essentieel onderdeel van het Portugees en kunnen soms lastig zijn om onder de knie te krijgen. Deze uitdrukkingen bestaan uit een voorzetsel gevolgd door het woord 'em', dat vaak een breed scala aan betekenissen en toepassingen heeft afhankelijk van de context. In het Portugees worden ze veelvuldig gebruikt in zowel geschreven als gesproken taal, en het correct begrijpen en toepassen ervan is cruciaal voor het vloeiend communiceren in deze prachtige taal. Op deze pagina vind je een reeks oefeningen die speciaal zijn ontworpen om je te helpen vertrouwd te raken met deze voorzetseluitdrukkingen. We bieden verschillende soorten opdrachten aan, van invuloefeningen tot vertalingen en meerkeuzevragen, zodat je op een gevarieerde en interactieve manier kunt oefenen. Door regelmatig te oefenen, zul je merken dat je de nuances van deze uitdrukkingen beter begrijpt en makkelijker kunt toepassen in alledaagse conversaties. Laten we beginnen met oefenen en je vaardigheden in het Portugees naar een hoger niveau tillen!

Exercise 1

<p>1. Ele está muito interessado *em* história (prepositie).</p> <p>2. A reunião será *em* dezembro (prepositie voor tijd).</p> <p>3. Eles moram *em* Lisboa (prepositie voor plaats).</p> <p>4. Estou pensando *em* viajar para o Brasil (prepositie voor gedachten).</p> <p>5. Ela é especialista *em* biologia (prepositie voor specialisatie).</p> <p>6. O gato está *em* cima da mesa (prepositie voor locatie).</p> <p>7. Confio *em* você (prepositie voor vertrouwen).</p> <p>8. Ele trabalha *em* uma empresa grande (prepositie voor werkplek).</p> <p>9. Fiquei *em* casa ontem (prepositie voor locatie).</p> <p>10. A festa será *em* um restaurante (prepositie voor locatie).</p>
 

Exercise 2

<p>1. Ele está *em* casa (plaats).</p> <p>2. Eu trabalho *em* uma escola (locatie).</p> <p>3. Ela mora *em* um apartamento (woonplaats).</p> <p>4. Vamos viajar *em* dezembro (maand).</p> <p>5. O livro está *em* cima da mesa (positie).</p> <p>6. Ele está pensando *em* você (persoon).</p> <p>7. O gato está *em*baixo da cama (positie).</p> <p>8. Nós nos encontramos *em* frente ao cinema (positie).</p> <p>9. Ele está *em* um relacionamento (toestand).</p> <p>10. A reunião será *em* breve (tijd).</p>
 

Exercise 3

<p>1. Ela estava *em* casa quando o telefone tocou (prepositie voor locatie).</p> <p>2. Coloquei o livro *em* cima da mesa (prepositie voor positie).</p> <p>3. O gato está *em*baixo da cadeira (prepositie voor locatie).</p> <p>4. Ele mora *em* Portugal há cinco anos (prepositie voor land of plaats).</p> <p>5. Nós vamos nos encontrar *em* frente ao cinema (prepositie voor plaatsbepaling).</p> <p>6. Ela escreveu o nome *em* todas as páginas do caderno (prepositie voor locatie).</p> <p>7. O cachorro dorme *em*baixo da cama todas as noites (prepositie voor locatie).</p> <p>8. Eu coloquei os documentos *em* uma pasta azul (prepositie voor locatie).</p> <p>9. O filme começa *em* dez minutos (prepositie voor tijd).</p> <p>10. Eles chegaram *em* casa tarde da noite (prepositie voor locatie).</p>
 

5x Faster Language Learning with AI

Talkpal is AI-powered language tutor. Learn 57+ languages 5x faster with innovative technology.