Pick a language and start learning!
Voorzetsels van tijd Opdrachten in de Portugese taal
Voorzetsels van tijd spelen een cruciale rol in de Nederlandse taal, vooral voor sprekers van het Portugees die de nuances van deze grammaticale constructies willen begrijpen en beheersen. In het Nederlands zijn voorzetsels van tijd essentieel om de juiste context en betekenis aan zinnen te geven. Ze helpen ons om precieze momenten, duur en relaties tussen gebeurtenissen te beschrijven. Of je nu wilt aangeven dat iets 'in de ochtend', 'op maandag' of 'tijdens de vakantie' gebeurt, het correct gebruik van deze voorzetsels is onmisbaar voor effectieve communicatie.
De overgang van het Portugees naar het Nederlands kan uitdagend zijn vanwege de verschillen in structuur en gebruik van tijdsvoorzetsels. In deze oefeningen bieden we een reeks praktische en toegankelijke activiteiten om je kennis en begrip van deze voorzetsels te versterken. Door middel van voorbeeldzinnen, invuloefeningen en vertalingen, krijg je de kans om je vaardigheden te oefenen en te verfijnen. Of je nu een beginner bent of je bestaande kennis wilt verdiepen, deze oefeningen helpen je om zelfverzekerd en correct Nederlands te spreken en schrijven.
Exercise 1
<p>1. Eles sempre acordam *às* seis da manhã (prepositie van tijd).</p>
<p>2. Eu vou ao ginásio *depois* do trabalho (prepositie van tijd).</p>
<p>3. Nós almoçamos *ao* meio-dia (prepositie van tijd).</p>
<p>4. A reunião começa *às* três horas (prepositie van tijd).</p>
<p>5. Eles costumam viajar *durante* as férias (prepositie van tijd).</p>
<p>6. Eu estudo *à* noite (prepositie van tijd).</p>
<p>7. Vamos sair *antes* do jantar (prepositie van tijd).</p>
<p>8. A loja fecha *às* nove horas (prepositie van tijd).</p>
<p>9. Nós sempre fazemos uma pausa *entre* as duas e as três (prepositie van tijd).</p>
<p>10. O curso começa *no* início de setembro (prepositie van tijd).</p>
Exercise 2
<p>1. Ela estuda *à noite* (deel van de dag).</p>
<p>2. O evento será *no sábado* (dag van de week).</p>
<p>3. Nós viajaremos *durante as férias* (periode van vrije tijd).</p>
<p>4. Eles se encontram *às 10 horas* (tijdstip op de klok).</p>
<p>5. Eu trabalho *de segunda a sexta* (periode van de week).</p>
<p>6. Ela sempre toma café *de manhã* (deel van de dag).</p>
<p>7. Eles se mudaram *em 2020* (jaar).</p>
<p>8. O almoço será servido *ao meio-dia* (tijdstip op de klok).</p>
<p>9. Eu vou ao ginásio *à tarde* (deel van de dag).</p>
<p>10. A reunião foi agendada *para amanhã* (volgende dag).</p>
Exercise 3
<p>1. Eu acordo *às* 7 horas da manhã (tijdstip).</p>
<p>2. Nós vamos ao parque *no* domingo (dag van de week).</p>
<p>3. O restaurante fecha *à* meia-noite (tijdstip).</p>
<p>4. Ela estuda *à* tarde (deel van de dag).</p>
<p>5. A reunião é *na* segunda-feira (dag van de week).</p>
<p>6. Nós viajamos *em* julho (maand).</p>
<p>7. A festa começa *às* 8 da noite (tijdstip).</p>
<p>8. O mercado abre *de* manhã (deel van de dag).</p>
<p>9. Eu trabalho *durante* a semana (periode).</p>
<p>10. Ele vai ao ginásio *à* noite (deel van de dag).</p>




