Pick a language and start learning!
Voorzetsels van locatie Opdrachten in de Portugese taal
Voorzetsels van locatie zijn een essentieel onderdeel van de Portugese taal en helpen bij het beschrijven waar iets of iemand zich bevindt. Of je nu aangeeft dat je in de stad, naast een gebouw of tussen twee objecten bent, het juiste voorzetsel gebruiken maakt je zinnen duidelijker en preciezer. Door deze grammatica-oefeningen te maken, krijg je de kans om je kennis van locatievoorzetsels in het Portugees te verbeteren en zelfverzekerder te communiceren in verschillende situaties.
Deze oefeningen zijn speciaal ontworpen om je bekend te maken met de meest voorkomende voorzetsels van locatie, zoals "em", "ao lado de", "entre", en vele anderen. Je zult werken aan zinnen waarin je deze voorzetsels correct moet toepassen, zowel in geschreven als gesproken context. Door regelmatig te oefenen, zul je merken dat je niet alleen de betekenis van deze voorzetsels beter begrijpt, maar ook hoe ze in verschillende zinsstructuren worden gebruikt. Veel succes met de oefeningen en blijf gemotiveerd om je Portugese taalvaardigheden te verbeteren!
Exercise 1
<p>1. O livro está *sobre* a mesa (plaats van het boek).</p>
<p>2. Nós moramos *em* uma casa grande (plaats van het huis).</p>
<p>3. A chave está *dentro* da gaveta (plaats van de sleutel).</p>
<p>4. O gato está *debaixo* da cadeira (plaats van de kat).</p>
<p>5. O carro está *perto* do parque (plaats van de auto).</p>
<p>6. O restaurante fica *ao lado* da farmácia (plaats van het restaurant).</p>
<p>7. O cachorro está *fora* de casa (plaats van de hond).</p>
<p>8. As crianças estão *no* parque (plaats van de kinderen).</p>
<p>9. O quadro está *na* parede (plaats van de schilderij).</p>
<p>10. A escola está *atrás* do supermercado (plaats van de school).</p>
Exercise 2
<p>1. O livro está *em cima* da mesa (positie boven).</p>
<p>2. O gato está *dentro* da caixa (positie binnen).</p>
<p>3. A escola fica *perto* do parque (positie dichtbij).</p>
<p>4. A loja está *ao lado* do supermercado (positie naast).</p>
<p>5. O carro está estacionado *em frente* ao prédio (positie voor).</p>
<p>6. A chave está *debaixo* do tapete (positie onder).</p>
<p>7. O cachorro está *atrás* do sofá (positie achter).</p>
<p>8. A farmácia fica *entre* a padaria e o banco (positie tussen).</p>
<p>9. O quadro está pendurado *na parede* (positie aan).</p>
<p>10. O restaurante está *no canto* da rua (positie in de hoek).</p>
Exercise 3
<p>1. O livro está *em* cima da mesa. (prepositie voor locatie)</p>
<p>2. Ele mora *na* casa ao lado. (prepositie voor locatie)</p>
<p>3. O gato está *debaixo* da cama. (prepositie voor locatie)</p>
<p>4. Vamos nos encontrar *no* parque amanhã. (prepositie voor locatie)</p>
<p>5. A escola fica *perto* do supermercado. (prepositie voor locatie)</p>
<p>6. A farmácia está *ao lado* do hospital. (prepositie voor locatie)</p>
<p>7. As chaves estão *dentro* do carro. (prepositie voor locatie)</p>
<p>8. O restaurante está *em frente* ao cinema. (prepositie voor locatie)</p>
<p>9. Ele trabalha *no* centro da cidade. (prepositie voor locatie)</p>
<p>10. A estação de trem está *perto* da universidade. (prepositie voor locatie)</p>