Voegwoorden met indicatief Opdrachten in de Duitse taal

Voegwoorden met indicatief zijn essentieel in de Duitse taal, omdat ze helpen om zinnen samen te voegen en betekenisvolle verbanden te creëren tussen verschillende zinsdelen. In het Duits, net als in het Nederlands, zijn er specifieke voegwoorden die altijd gevolgd worden door een werkwoord in de indicatief. Deze voegwoorden, zoals "und" (en), "aber" (maar), en "denn" (want), zorgen ervoor dat de zin een logische en vloeiende structuur behoudt. Het correct gebruik van deze voegwoorden draagt bij aan de duidelijkheid en precisie van uw communicatie in het Duits. Bij het leren van deze voegwoorden is het belangrijk om te begrijpen hoe ze in verschillende contexten worden gebruikt en welke nuances ze kunnen toevoegen aan een zin. De oefeningen op deze pagina zijn ontworpen om u te helpen deze voegwoorden op een natuurlijke en effectieve manier te gebruiken. U zult leren hoe u zinnen kunt verbinden, hoe u tegenstellingen kunt uitdrukken, en hoe u oorzaken en gevolgen kunt aangeven. Door regelmatig te oefenen, zult u merken dat uw begrip en gebruik van de Duitse taal aanzienlijk verbeteren.

Exercise 1

<p>1. Ich kann nicht kommen, *weil* ich krank bin (reden over reden).</p> <p>2. Er ging nach Hause, *obwohl* es noch früh war (tegenstelling).</p> <p>3. Sie bleibt zu Hause, *während* ich zur Arbeit gehe (tijdelijke gelijktijdigheid).</p> <p>4. Wir fahren ans Meer, *wenn* das Wetter gut ist (voorwaarde).</p> <p>5. Sie rief an, *als* er im Garten arbeitete (tijdstip in het verleden).</p> <p>6. Wir wissen, *dass* er sehr fleißig ist (verbindingswoord voor een bijzin).</p> <p>7. Ich freue mich, *dass* du mich besuchst (uitdrukking van vreugde).</p> <p>8. Du musst hier warten, *bis* der Arzt kommt (tijdelijke beperking).</p> <p>9. Er kam zu spät, *weil* er den Bus verpasst hatte (reden).</p> <p>10. Wir werden bleiben, *bis* der Regen aufhört (tijdelijke beperking).</p>
 

Exercise 2

<p>1. Hij gaat naar bed *omdat* hij moe is. (reden, signaalwoord voor oorzaak)</p> <p>2. Ik blijf thuis *want* het regent buiten. (reden, signaalwoord voor toelichting)</p> <p>3. Ze lacht altijd *als* ze een grap hoort. (tijd, signaalwoord voor gelijktijdigheid)</p> <p>4. We wachten hier *totdat* de bus komt. (tijd, signaalwoord voor grens)</p> <p>5. Hij studeert hard *zodat* hij het examen kan halen. (doel, signaalwoord voor gevolg)</p> <p>6. We gaan wandelen *hoewel* het een beetje koud is. (tegenstelling, signaalwoord voor concessie)</p> <p>7. Hij kon niet komen *aangezien* hij ziek was. (reden, signaalwoord voor oorzaak)</p> <p>8. Ze bleef thuis *terwijl* haar vrienden naar het feest gingen. (tijd, signaalwoord voor gelijktijdigheid)</p> <p>9. We hebben plezier *wanneer* we samen zijn. (tijd, signaalwoord voor moment)</p> <p>10. Hij zal blij zijn *zodra* hij het goede nieuws hoort. (tijd, signaalwoord voor toekomstig moment)</p>
 

Exercise 3

<p>1. Ik studeer Duits *omdat* het een interessante taal is (reden).</p> <p>2. Hij blijft thuis *hoewel* het mooi weer is (tegenstelling).</p> <p>3. We kunnen vertrekken *zodra* hij hier is (tijdstip).</p> <p>4. Ze ging naar bed *nadat* ze haar huiswerk had afgemaakt (volgorde).</p> <p>5. Hij eet groenten *omdat* ze gezond zijn (reden).</p> <p>6. We bleven binnen *terwijl* het buiten stormde (gelijktijdigheid).</p> <p>7. Ik kom morgen langs *als* ik tijd heb (voorwaarde).</p> <p>8. We zijn naar huis gegaan *omdat* het begon te regenen (reden).</p> <p>9. Ze blijft optimistisch *hoewel* ze veel tegenslagen heeft gehad (tegenstelling).</p> <p>10. Hij lacht *wanneer* hij een grap hoort (tijdstip).</p>
 

5x Faster Language Learning with AI

Talkpal is AI-powered language tutor. Learn 57+ languages 5x faster with innovative technology.