Vergrotende trappen vormen met werkwoorden Opdrachten in de Franse taal

Vergrotende trappen vormen met werkwoorden is een essentieel onderdeel van de Franse grammatica. Het stelt ons in staat om vergelijkingen te maken en te beschrijven hoe een bepaalde actie in verschillende mate wordt uitgevoerd. In het Frans worden deze vergrotende trappen vaak gevormd door het gebruik van bepaalde bijwoorden zoals "plus" (meer), "moins" (minder), en "aussi" (evenals), gevolgd door het werkwoord in de juiste vorm. Door deze constructies te beheersen, kun je je taalvaardigheid aanzienlijk verbeteren en meer genuanceerde zinnen formuleren. In deze sectie vind je een reeks oefeningen die je zullen helpen om vertrouwd te raken met het vormen en gebruiken van vergrotende trappen met werkwoorden in het Frans. De oefeningen zijn ontworpen om je stap voor stap te begeleiden, te beginnen met eenvoudige zinnen en geleidelijk over te gaan naar complexere structuren. Of je nu een beginner bent die de basisprincipes wil leren of een gevorderde student die zijn vaardigheden wil verfijnen, deze oefeningen bieden een waardevolle bron om je grammaticale kennis te versterken en je zelfvertrouwen in het gebruik van de Franse taal te vergroten.

Exercise 1

<p>1. Marie *rent* plus vite que Paul (werkwoord voor hardlopen).</p> <p>2. Jean *chante* mieux que son frère (werkwoord voor zingen).</p> <p>3. Elle *travaille* plus dur que ses collègues (werkwoord voor werken).</p> <p>4. Nous *mangeons* plus sainement que nos amis (werkwoord voor eten).</p> <p>5. Ils *parlent* plus couramment que nous (werkwoord voor spreken).</p> <p>6. Tu *dors* plus longtemps que moi (werkwoord voor slapen).</p> <p>7. Vous *lisez* plus rapidement que votre sœur (werkwoord voor lezen).</p> <p>8. Il *écrit* plus soigneusement que ses camarades (werkwoord voor schrijven).</p> <p>9. Elle *dessine* mieux que son professeur (werkwoord voor tekenen).</p> <p>10. Ils *apprennent* plus vite que les autres élèves (werkwoord voor leren).</p>
 

Exercise 2

<p>1. Elle *court* plus vite que son frère (werkwoord voor rennen).</p> <p>2. Nous *travaillons* plus dur que nos collègues (werkwoord voor werken).</p> <p>3. Ils *mangent* plus sainement que nous (werkwoord voor eten).</p> <p>4. Je *lis* plus souvent que ma sœur (werkwoord voor lezen).</p> <p>5. Vous *voyagez* plus loin que nous (werkwoord voor reizen).</p> <p>6. Il *parle* plus couramment que moi (werkwoord voor spreken).</p> <p>7. Nous *dormons* plus longtemps que nos enfants (werkwoord voor slapen).</p> <p>8. Elle *étudie* plus sérieusement que ses amis (werkwoord voor studeren).</p> <p>9. Tu *joues* plus souvent au tennis que moi (werkwoord voor spelen).</p> <p>10. Ils *chantent* plus fort que nous (werkwoord voor zingen).</p>
 

Exercise 3

<p>1. Marie *parle* plus vite que Paul (spreken).</p> <p>2. Jean *court* plus rapidement que son frère (rennen).</p> <p>3. Nous *mangeons* plus sainement que nos amis (eten).</p> <p>4. Ils *écrivent* mieux que leurs camarades de classe (schrijven).</p> <p>5. Vous *apprenez* plus vite que nous (leren).</p> <p>6. Elle *chante* plus fort que moi (zingen).</p> <p>7. Ils *travaillent* plus dur que leurs collègues (werken).</p> <p>8. Tu *lis* plus vite que ta sœur (lezen).</p> <p>9. Nous *jouons* mieux au tennis que vous (spelen).</p> <p>10. Il *nage* plus vite que ses amis (zwemmen).</p>
 

5x Faster Language Learning with AI

Talkpal is AI-powered language tutor. Learn 57+ languages 5x faster with innovative technology.