Pick a language and start learning!
Vergrotende trappen vormen met bijvoeglijke naamwoorden Opdrachten in de Franse taal
Vergrotende trappen vormen met bijvoeglijke naamwoorden in het Frans kan een uitdaging zijn, maar met de juiste kennis en oefeningen wordt het een stuk eenvoudiger. Bijvoeglijke naamwoorden worden gebruikt om een eigenschap van een zelfstandig naamwoord te beschrijven en kunnen in verschillende vormen voorkomen, afhankelijk van de mate van vergelijking. In het Frans bestaan er drie trappen van vergelijking: de stellende trap, de vergrotende trap en de overtreffende trap. Het is essentieel om de regels en uitzonderingen te kennen om deze grammaticale structuren correct toe te passen in zinnen.
In deze sectie bieden we een reeks oefeningen aan die je helpen om de vergrotende trappen van bijvoeglijke naamwoorden in het Frans te beheersen. Door middel van praktijkvoorbeelden, invuloefeningen en meerkeuzevragen kun je je kennis testen en verbeteren. Of je nu een beginner bent die de basisprincipes wil leren of een gevorderde leerling die zijn vaardigheden wil aanscherpen, deze oefeningen zijn ontworpen om je te ondersteunen bij het behalen van je leerdoelen. Laten we aan de slag gaan en ontdekken hoe je bijvoeglijke naamwoorden effectief kunt gebruiken in hun vergrotende vorm!
Exercise 1
<p>1. Marie est *plus intelligente* que Jean (vergelijken van intelligentie).</p>
<p>2. Ce film est *moins intéressant* que le précédent (vergelijken van interesse).</p>
<p>3. Le pain français est *meilleur* que le pain allemand (vergelijken van kwaliteit).</p>
<p>4. Mon chien est *aussi rapide* que le tien (vergelijken van snelheid).</p>
<p>5. Cette montagne est *plus haute* que celle-là (vergelijken van hoogte).</p>
<p>6. La soupe de ma grand-mère est *meilleure* que celle du restaurant (vergelijken van smaak).</p>
<p>7. Ce livre est *moins cher* que l'autre (vergelijken van prijs).</p>
<p>8. Paul est *plus fort* que son frère (vergelijken van kracht).</p>
<p>9. Le chat est *aussi mignon* que le chien (vergelijken van schattigheid).</p>
<p>10. Cette ville est *plus grande* que la nôtre (vergelijken van grootte).</p>
Exercise 2
<p>1. Marie is *kleiner* dan haar zus (bijvoeglijk naamwoord voor klein).</p>
<p>2. De Eiffeltoren is *hoger* dan de Arc de Triomphe (bijvoeglijk naamwoord voor hoog).</p>
<p>3. Dit boek is *interessanter* dan het vorige (bijvoeglijk naamwoord voor interessant).</p>
<p>4. Zijn nieuwe auto is *sneller* dan zijn oude (bijvoeglijk naamwoord voor snel).</p>
<p>5. Deze film is *spannender* dan die van vorige week (bijvoeglijk naamwoord voor spannend).</p>
<p>6. De zomer in Spanje is *warmer* dan in Nederland (bijvoeglijk naamwoord voor warm).</p>
<p>7. Een laptop is *dunner* dan een desktop (bijvoeglijk naamwoord voor dun).</p>
<p>8. Haar nieuwe jurk is *mooier* dan haar oude (bijvoeglijk naamwoord voor mooi).</p>
<p>9. Zijn uitleg was *duidelijker* dan die van zijn collega (bijvoeglijk naamwoord voor duidelijk).</p>
<p>10. Dit examen is *gemakkelijker* dan het vorige (bijvoeglijk naamwoord voor gemakkelijk).</p>
Exercise 3
<p>1. Marie est *plus grande* que son frère (vergrotende trap van "groot").</p>
<p>2. Ce film est *moins intéressant* que l'autre (vergrotende trap van "interessant").</p>
<p>3. Cette maison est *aussi vieille* que celle de mes grands-parents (vergrotende trap van "oud").</p>
<p>4. Paul est *plus intelligent* que ses camarades de classe (vergrotende trap van "intelligent").</p>
<p>5. Ce livre est *moins épais* que celui que j'ai lu la semaine dernière (vergrotende trap van "dik").</p>
<p>6. La mer est *plus belle* en été qu'en hiver (vergrotende trap van "mooi").</p>
<p>7. Mon chien est *aussi rapide* que le tien (vergrotende trap van "snel").</p>
<p>8. Ce gâteau est *moins sucré* que celui de la boulangerie (vergrotende trap van "zoet").</p>
<p>9. Cette route est *plus courte* que l'autre (vergrotende trap van "kort").</p>
<p>10. Le ciel est *aussi bleu* aujourd'hui qu'hier (vergrotende trap van "blauw").</p>