Pick a language and start learning!
Vergrotende trappen met “als” Opdrachten in de Duitse taal

Vergrotende trappen met "als" zijn een essentieel onderdeel van de Duitse grammatica die helpt om vergelijkingen tussen objecten, mensen of concepten te maken. Deze constructie is vergelijkbaar met het Nederlandse gebruik van "als" in vergelijkende zinnen. Bijvoorbeeld, in het Nederlands zeggen we "even groot als" en in het Duits wordt dit "so groß wie." Het begrijpen en correct toepassen van deze vergrotende trappen is cruciaal voor het vloeiend spreken en schrijven van de Duitse taal.
Onze oefeningen zijn ontworpen om je te helpen deze grammaticale structuur grondig onder de knie te krijgen. Door middel van diverse opdrachten en voorbeelden kun je oefenen met het maken van vergelijkingen in verschillende contexten en situaties. Of je nu een beginner bent die net begint met het leren van Duits of een gevorderde student die zijn kennis wil verfijnen, deze oefeningen zullen je vaardigheden versterken en je zelfvertrouwen vergroten bij het gebruik van vergrotende trappen met "als."
Exercise 1
<p>1. Mijn broer is *groter* dan ik. (vergelijking van lengte)</p>
<p>2. De zomer in Spanje is *warmer* dan in Nederland. (vergelijking van temperatuur)</p>
<p>3. Haar auto is *sneller* dan die van mij. (vergelijking van snelheid)</p>
<p>4. Dit boek is *interessanter* dan dat boek. (vergelijking van interesse)</p>
<p>5. Zijn huis is *groter* dan mijn huis. (vergelijking van grootte)</p>
<p>6. Deze appel is *zoeter* dan die appel. (vergelijking van smaak)</p>
<p>7. Mijn hond is *braver* dan jouw hond. (vergelijking van gedrag)</p>
<p>8. Het weer in de herfst is *regenachtiger* dan in de zomer. (vergelijking van weeromstandigheden)</p>
<p>9. Zij is *ouder* dan haar zus. (vergelijking van leeftijd)</p>
<p>10. Deze taak is *makkelijker* dan de vorige taak. (vergelijking van moeilijkheid)</p>
Exercise 2
<p>1. Hij is *groter* dan zijn broer (bijvoeglijk naamwoord voor grootte).</p>
<p>2. De taart smaakt *lekkerder* dan die van gisteren (bijvoeglijk naamwoord voor smaak).</p>
<p>3. Deze film is *spannender* dan de vorige (bijvoeglijk naamwoord voor spanning).</p>
<p>4. Maria is *sneller* dan haar vriendin in rennen (bijvoeglijk naamwoord voor snelheid).</p>
<p>5. Dit boek is *interessanter* dan het andere boek (bijvoeglijk naamwoord voor interesse).</p>
<p>6. Mijn hond is *vrolijker* dan de kat (bijvoeglijk naamwoord voor stemming).</p>
<p>7. Deze weg is *korter* dan de andere route (bijvoeglijk naamwoord voor lengte).</p>
<p>8. Het weer is vandaag *beter* dan gisteren (bijvoeglijk naamwoord voor weer).</p>
<p>9. Deze oefening is *makkelijker* dan de vorige (bijvoeglijk naamwoord voor moeilijkheid).</p>
<p>10. Hij is *ouder* dan zijn zus (bijvoeglijk naamwoord voor leeftijd).</p>
Exercise 3
<p>1. Peter ist *größer* als sein Bruder (bijvoeglijk naamwoord voor lichaamslengte).</p>
<p>2. Dieser Kuchen schmeckt *besser* als der andere (bijvoeglijk naamwoord voor smaak).</p>
<p>3. Das Wetter heute ist *schlechter* als gestern (bijvoeglijk naamwoord voor weer).</p>
<p>4. Mein Auto ist *schneller* als deins (bijvoeglijk naamwoord voor snelheid).</p>
<p>5. Maria ist *intelligenter* als ihre Mitschüler (bijvoeglijk naamwoord voor verstand).</p>
<p>6. Dieser Film ist *spannender* als der letzte (bijvoeglijk naamwoord voor spanning).</p>
<p>7. Die Aufgabe war *einfacher* als ich dachte (bijvoeglijk naamwoord voor moeilijkheid).</p>
<p>8. Diese Straße ist *länger* als die andere (bijvoeglijk naamwoord voor afstand).</p>
<p>9. Sein Haus ist *teurer* als unser Haus (bijvoeglijk naamwoord voor prijs).</p>
<p>10. Der Hund ist *lauter* als die Katze (bijvoeglijk naamwoord voor geluid).</p>