Vergelijkingen van superioriteit Opdrachten in de Portugese taal

Vergelijkingen van superioriteit in het Portugees zijn essentieel om je taalvaardigheid naar een hoger niveau te tillen. Dit type vergelijking wordt gebruikt om aan te geven dat iets of iemand een hogere graad van een bepaalde eigenschap bezit in vergelijking met iets of iemand anders. Bijvoorbeeld, je zou kunnen zeggen "O carro é mais rápido que a bicicleta" om aan te geven dat de auto sneller is dan de fiets. Dit concept is vergelijkbaar met het Nederlandse "meer... dan" en is cruciaal voor een nauwkeurige en vloeiende communicatie in het Portugees. In deze grammatica-oefeningen zullen we ons richten op de regels en uitzonderingen die van toepassing zijn op vergelijkingen van superioriteit in het Portugees. We zullen verschillende soorten zinnen analyseren en oefenen om je begrip te verdiepen en je vaardigheid te vergroten. Door middel van gevarieerde oefeningen en praktische voorbeelden krijg je de kans om je kennis toe te passen en te verfijnen, zodat je zelfverzekerd gebruik kunt maken van vergelijkingen van superioriteit in alledaagse gesprekken en schriftelijke communicatie.

Exercise 1

<p>1. Maria é *mais* alta do que Pedro (vergelijking).</p> <p>2. Este bolo é *mais* doce do que aquele (smaak).</p> <p>3. João corre *mais* rápido do que Carlos (snelheid).</p> <p>4. A casa dela é *mais* bonita do que a minha (uiterlijk).</p> <p>5. O carro dele é *mais* caro do que o meu (prijs).</p> <p>6. Esta rua é *mais* tranquila do que a outra (geluid).</p> <p>7. Ele estuda *mais* do que o irmão dele (tijd/activiteit).</p> <p>8. O filme de ontem foi *mais* interessante do que o de hoje (interesse).</p> <p>9. A comida aqui é *mais* barata do que naquele restaurante (prijs).</p> <p>10. Esta praia é *mais* limpa do que aquela (hygiëne).</p>
 

Exercise 2

<p>1. O João é *mais alto* que o Pedro (vergelijking van lengte).</p> <p>2. Esta casa é *mais bonita* do que a outra (vergelijking van schoonheid).</p> <p>3. O carro dele é *mais rápido* que o meu (vergelijking van snelheid).</p> <p>4. Este livro é *mais interessante* do que aquele (vergelijking van interesse).</p> <p>5. A Ana é *mais inteligente* que o seu irmão (vergelijking van intelligentie).</p> <p>6. Este filme é *mais emocionante* do que o anterior (vergelijking van emotie).</p> <p>7. A pizza daqui é *mais gostosa* do que a de lá (vergelijking van smaak).</p> <p>8. Ele é *mais forte* do que eu (vergelijking van kracht).</p> <p>9. Este computador é *mais caro* do que aquele (vergelijking van prijs).</p> <p>10. O gato da Maria é *mais fofo* do que o meu (vergelijking van schattigheid).</p>
 

Exercise 3

<p>1. O João é *mais alto* do que o Pedro. (hoogte)</p> <p>2. A Maria corre *mais rápido* do que a Ana. (snelheid)</p> <p>3. Este livro é *mais interessante* do que aquele. (boeiend)</p> <p>4. Ele é *mais inteligente* do que seu irmão. (slim)</p> <p>5. O carro novo é *mais caro* do que o velho. (prijs)</p> <p>6. O filme de ontem foi *mais emocionante* do que o de hoje. (opwindend)</p> <p>7. Esta cidade é *mais grande* do que a minha. (grootte)</p> <p>8. A comida aqui é *mais saborosa* do que lá. (smaak)</p> <p>9. Este teste é *mais difícil* do que o anterior. (moeilijkheid)</p> <p>10. O trabalho dele é *mais importante* do que o dela. (belangrijk)</p>
 

5x Faster Language Learning with AI

Talkpal is AI-powered language tutor. Learn 57+ languages 5x faster with innovative technology.