Vergelijkingen van inferioriteit Opdrachten in de Portugese taal

Vergelijkingen van inferioriteit in het Portugees zijn een essentieel onderdeel van de taalstructuur en helpen sprekers om minderwaardigheid tussen twee of meer elementen uit te drukken. Dit type vergelijking benadrukt dat een bepaald kenmerk of eigenschap van een onderwerp minder is dan dat van een ander onderwerp. In het Nederlands gebruiken we bijvoorbeeld "minder dan" of "niet zo... als" om vergelijkingen van inferioriteit te maken. In het Portugees zijn er specifieke uitdrukkingen en constructies die hetzelfde doel dienen, zoals "menos... do que" en "não tão... quanto". Het beheersen van deze vergelijkingen is cruciaal voor een correcte en vloeiende communicatie in het Portugees. Onze grammatica-oefeningen zijn ontworpen om je te helpen deze vergelijkingen van inferioriteit te begrijpen en toe te passen in verschillende contexten. Door middel van diverse oefeningen, van invuloefeningen tot zinsconstructies, krijg je de kans om je vaardigheden te verbeteren en vertrouwen op te bouwen in het gebruik van deze grammaticale structuren. Of je nu een beginner bent of je kennis wilt opfrissen, deze oefeningen bieden een uitgebreide en praktische benadering om je Portugees naar een hoger niveau te tillen.

Exercise 1

<p>1. Ela é *menos* inteligente que ele. (minder dan)</p> <p>2. Este filme é *menos* interessante do que o outro. (minder dan)</p> <p>3. João é *menos* alto do que Pedro. (minder dan)</p> <p>4. O carro dela é *menos* rápido que o meu. (minder dan)</p> <p>5. Este livro é *menos* caro que aquele. (minder dan)</p> <p>6. A casa de Maria é *menos* grande do que a de Ana. (minder dan)</p> <p>7. Este computador é *menos* eficiente do que o antigo. (minder dan)</p> <p>8. A sopa está *menos* quente do que estava antes. (minder dan)</p> <p>9. O serviço aqui é *menos* rápido do que no outro restaurante. (minder dan)</p> <p>10. Este exercício é *menos* difícil do que o anterior. (minder dan)</p>
 

Exercise 2

<p>1. Ela é *menos* alta que a irmã (kleiner).</p> <p>2. Este filme é *menos* interessante do que o livro (saai).</p> <p>3. O meu carro é *menos* rápido do que o teu (traag).</p> <p>4. A casa dele é *menos* cara do que a nossa (goedkoper).</p> <p>5. A comida no restaurante é *menos* saborosa do que a caseira (slecht).</p> <p>6. João é *menos* pontual que Maria (laat).</p> <p>7. Este computador é *menos* eficiente do que o modelo novo (langzaam).</p> <p>8. O trânsito aqui é *menos* caótico do que no centro da cidade (rustig).</p> <p>9. A vida no campo é *menos* agitada do que na cidade (rustig).</p> <p>10. O tempo de espera é *menos* longo na fila prioritária (kort).</p>
 

Exercise 3

<p>1. A casa do João é *menos* espaçosa do que a minha (het tegenovergestelde van meer).</p> <p>2. Ela é *menos* alta que o irmão (het tegenovergestelde van meer).</p> <p>3. Este livro é *menos* interessante do que aquele (het tegenovergestelde van meer).</p> <p>4. O carro dele é *menos* rápido do que o meu (het tegenovergestelde van meer).</p> <p>5. A comida neste restaurante é *menos* saborosa do que no outro (het tegenovergestelde van meer).</p> <p>6. O filme foi *menos* emocionante do que esperávamos (het tegenovergestelde van meer).</p> <p>7. Este computador é *menos* eficiente do que o modelo novo (het tegenovergestelde van meer).</p> <p>8. A viagem de ônibus foi *menos* confortável do que de trem (het tegenovergestelde van meer).</p> <p>9. O exame foi *menos* difícil do que eu pensava (het tegenovergestelde van meer).</p> <p>10. O clima aqui é *menos* frio do que no norte (het tegenovergestelde van meer).</p>
 

5x Faster Language Learning with AI

Talkpal is AI-powered language tutor. Learn 57+ languages 5x faster with innovative technology.