Pick a language and start learning!
Toekomende voltooid tegenwoordige tijd (Futur II) Opdrachten in de Duitse taal

De toekomende voltooid tegenwoordige tijd (Futur II) is een geavanceerde grammaticale tijdsvorm in de Duitse taal die vaak voor verwarring zorgt bij studenten. Deze tijdsvorm wordt gebruikt om aan te geven dat een bepaalde handeling in de toekomst voltooid zal zijn. Het begrijpen en correct toepassen van Futur II is cruciaal voor gevorderde taalgebruikers die hun Duitse vaardigheden willen verfijnen. In deze sectie bieden we een reeks oefeningen aan die je zullen helpen om de nuances van deze tijdsvorm onder de knie te krijgen.
Onze oefeningen zijn speciaal ontworpen om je stap voor stap te begeleiden door de verschillende aspecten van de Futur II. Je begint met basisvoorbeelden en werkt geleidelijk aan naar complexere zinsconstructies. Door veelvuldig te oefenen, zul je merken dat je steeds vertrouwder raakt met het gebruik van deze tijdsvorm. Of je nu schrijft of spreekt, het correct toepassen van de toekomende voltooid tegenwoordige tijd zal je Duitse taalvaardigheid aanzienlijk verbeteren.
Exercise 1
<p>1. Morgen um diese Zeit werde ich schon *gearbeitet haben* (werkwoord voor werken).</p>
<p>2. Bis nächste Woche wird sie das Buch *gelesen haben* (werkwoord voor lezen).</p>
<p>3. In einem Jahr wird er sein Studium *abgeschlossen haben* (werkwoord voor afmaken).</p>
<p>4. Sie werden den Vertrag bis morgen *unterschrieben haben* (werkwoord voor ondertekenen).</p>
<p>5. Wir werden die Stadt bis dahin *besichtigt haben* (werkwoord voor bezoeken/bezichtigen).</p>
<p>6. In einem Monat wird er das Auto *gekauft haben* (werkwoord voor kopen).</p>
<p>7. Bis zum Ende des Jahres werden sie das Haus *verkauft haben* (werkwoord voor verkopen).</p>
<p>8. Nächste Woche um diese Zeit wird sie schon *geflogen sein* (werkwoord voor vliegen).</p>
<p>9. In zwei Stunden werde ich das Essen *gekocht haben* (werkwoord voor koken).</p>
<p>10. Bis morgen wird er den Bericht *geschrieben haben* (werkwoord voor schrijven).</p>
Exercise 2
<p>1. Morgen *zal* ik de presentatie hebben voltooid (hulpwerkwoord in de toekomende tijd).</p>
<p>2. Tegen de tijd dat je terugkomt, *zal* ik het huis hebben schoongemaakt (hulpwerkwoord in de toekomende tijd).</p>
<p>3. Volgende week *zal* het project eindelijk zijn afgerond (hulpwerkwoord in de toekomende tijd).</p>
<p>4. Over een uur *zal* hij de vergadering hebben verlaten (hulpwerkwoord in de toekomende tijd).</p>
<p>5. Voordat de zon ondergaat, *zal* ze de tuin hebben bewaterd (hulpwerkwoord in de toekomende tijd).</p>
<p>6. Wanneer je aankomt, *zal* ik het diner hebben bereid (hulpwerkwoord in de toekomende tijd).</p>
<p>7. Straks *zal* hij zijn huiswerk hebben gemaakt (hulpwerkwoord in de toekomende tijd).</p>
<p>8. Tegen de avond *zal* zij haar boek hebben uitgelezen (hulpwerkwoord in de toekomende tijd).</p>
<p>9. Als ik terugkom, *zal* jij de boodschappen hebben gedaan (hulpwerkwoord in de toekomende tijd).</p>
<p>10. Tegen middernacht *zal* de trein zijn aangekomen (hulpwerkwoord in de toekomende tijd).</p>
Exercise 3
<p>1. Morgen um diese Zeit werde ich schon nach Hause *gegangen* sein. (verleden tijd van gaan)</p>
<p>2. In einer Woche wird er das Buch *gelesen* haben. (verleden tijd van lezen)</p>
<p>3. Bis Ende des Jahres wird sie ihr Studium *abgeschlossen* haben. (verleden tijd van afsluiten)</p>
<p>4. Nächste Woche werde ich den Bericht *geschrieben* haben. (verleden tijd van schrijven)</p>
<p>5. In zwei Stunden wird er das Abendessen *gekocht* haben. (verleden tijd van koken)</p>
<p>6. Bis morgen werden wir die Stadt *besichtigt* haben. (verleden tijd van bezichtigen)</p>
<p>7. In einem Monat wird sie das Auto *gekauft* haben. (verleden tijd van kopen)</p>
<p>8. Bis dahin wird der Zug am Bahnhof *angekommen* sein. (verleden tijd van aankomen)</p>
<p>9. Übermorgen wird er seine Arbeit *fertiggestellt* haben. (verleden tijd van afmaken)</p>
<p>10. In fünf Minuten werden wir das Problem *gelöst* haben. (verleden tijd van oplossen)</p>