Pick a language and start learning!
Tijdelijke voegwoorden (bijv., prima che, dopo che) Opdrachten in de Italiaanse taal

Tijdelijke voegwoorden, zoals "prima che" en "dopo che," zijn essentiële bouwstenen in de Italiaanse taal. Ze helpen ons om de volgorde van gebeurtenissen duidelijk te maken en te specificeren wanneer iets gebeurt. Of je nu een beginner bent die net begint met het leren van Italiaans, of een gevorderde student die zijn kennis wil verfijnen, het begrijpen en correct gebruiken van deze voegwoorden is cruciaal. Door het beheersen van deze constructies zul je in staat zijn om nauwkeuriger en vloeiender te communiceren in het Italiaans.
In deze sectie vind je een reeks oefeningen die je zullen helpen om tijdelijke voegwoorden in diverse contexten te gebruiken. De oefeningen zijn ontworpen om je zowel theoretische kennis als praktische vaardigheden te versterken. Je zult zinnen moeten aanvullen, vertalingen moeten maken en contextuele aanwijzingen gebruiken om de juiste voegwoorden te kiezen. Of je nu zelfstandig oefent of onder begeleiding van een docent, deze oefeningen zullen je helpen om je begrip en gebruik van tijdelijke voegwoorden te verbeteren.
Exercise 1
<p>1. Mario ha finito il suo compito *prima che* andassimo al cinema (tijdelijke voegwoord dat de volgorde van twee acties beschrijft).</p>
<p>2. Dopo che *aveva* mangiato, si è seduto a guardare la TV (tijdelijke voegwoord dat een actie beschrijft die plaatsvond na een andere).</p>
<p>3. Non possiamo iniziare la riunione *finché* tutti non sono arrivati (tijdelijke voegwoord dat een voorwaarde beschrijft).</p>
<p>4. Appena *sono* entrati, la festa è iniziata (tijdelijke voegwoord dat een onmiddellijke actie beschrijft).</p>
<p>5. Non usciremo *finché* non smette di piovere (tijdelijke voegwoord dat een voorwaarde beschrijft).</p>
<p>6. Lucia ha fatto colazione *prima di* andare a scuola (tijdelijke voegwoord dat de volgorde van twee acties beschrijft).</p>
<p>7. Dopo *aver* finito i compiti, Giulia è uscita con gli amici (tijdelijke voegwoord dat een actie beschrijft die plaatsvond na een andere).</p>
<p>8. Il treno è partito *subito dopo* che siamo arrivati alla stazione (tijdelijke voegwoord dat een onmiddellijke actie beschrijft).</p>
<p>9. Non possiamo partire *finché* non abbiamo il passaporto (tijdelijke voegwoord dat een voorwaarde beschrijft).</p>
<p>10. *Appena* l'ho visto, ho capito che qualcosa non andava (tijdelijke voegwoord dat een onmiddellijke actie beschrijft).</p>
Exercise 2
<p>1. Ho finito i compiti *prima che* la cena fosse pronta (tijdstip vóór een andere handeling).</p>
<p>2. Non usciremo *finché* non smette di piovere (een gebeurtenis die moet plaatsvinden voor een andere handeling).</p>
<p>3. Lui ha chiamato *appena* è arrivato a casa (een onmiddellijke actie na een andere gebeurtenis).</p>
<p>4. Non puoi partire *senza che* tu mi dia una mano (een voorwaarde vóór een andere actie).</p>
<p>5. Aspettiamo qui *finché* non torna (een gebeurtenis die moet plaatsvinden voor een andere handeling).</p>
<p>6. Non possiamo iniziare *prima che* tutti siano presenti (tijdstip vóór een andere handeling).</p>
<p>7. Andremo al parco *dopo che* avremo finito di lavorare (tijdstip na een andere handeling).</p>
<p>8. Non puoi mangiare dolci *prima di* aver finito il tuo pasto (tijdstip vóór een andere handeling).</p>
<p>9. Leggerò il libro *mentre* tu guardi la TV (twee gelijktijdige acties).</p>
<p>10. Non puoi guidare *senza che* tu abbia la patente (een voorwaarde vóór een andere actie).</p>
Exercise 3
<p>1. Non uscire di casa *prima che* finisca di piovere (clue: voordat het stopt met regenen).</p>
<p>2. Studia molto *prima che* inizi l'esame (clue: voordat het examen begint).</p>
<p>3. Abbiamo cenato *dopo che* siamo tornati a casa (clue: nadat we thuis kwamen).</p>
<p>4. Devi finire il tuo compito *prima che* la lezione inizi (clue: voordat de les begint).</p>
<p>5. Sono andato a dormire *dopo che* ho finito di leggere il libro (clue: nadat ik het boek had uitgelezen).</p>
<p>6. Lei ha fatto una passeggiata *dopo che* ha pranzato (clue: nadat ze had geluncht).</p>
<p>7. Telefonami *prima che* tu esca di casa (clue: voordat je het huis verlaat).</p>
<p>8. Non possiamo partire *prima che* tutti siano pronti (clue: voordat iedereen klaar is).</p>
<p>9. Abbiamo iniziato a cucinare *dopo che* abbiamo comprato gli ingredienti (clue: nadat we de ingrediënten hadden gekocht).</p>
<p>10. Lui si è allenato *prima che* il sole sorgesse (clue: voordat de zon opkwam).</p>