Pick a language and start learning!
Tegenwoordige tijd in duurvorm Opdrachten in de Engelse taal
De tegenwoordige tijd in duurvorm, ook wel bekend als de present continuous, is een essentieel onderdeel van de Engelse grammatica. Deze tijdsvorm wordt gebruikt om handelingen aan te geven die op dit moment plaatsvinden of die een tijdelijke aard hebben. Bijvoorbeeld, als je wilt zeggen "Ik ben aan het studeren," gebruik je de present continuous om duidelijk te maken dat de actie nu, op dit moment, gebeurt. Dit onderscheidt het van de simpele tegenwoordige tijd, die meer algemeen gebruikt wordt voor feiten of gewoonten.
In het Engels wordt de tegenwoordige tijd in duurvorm gevormd door een vorm van het werkwoord 'to be' te combineren met het hoofdwerkwoord in de -ing vorm. Bijvoorbeeld, "I am eating," "She is reading," en "They are playing." Het correct toepassen van deze vorm vergt enige oefening, vooral als het gaat om de juiste vervoeging van 'to be' en de juiste toepassing van de -ing vorm. Op deze pagina vind je verschillende oefeningen die je helpen deze tijdsvorm onder de knie te krijgen, zodat je vloeiend en zelfverzekerd kunt communiceren in het Engels.
Exercise 1
<p>1. She is *reading* a book (werkwoord voor lezen).</p>
<p>2. We are *eating* dinner (werkwoord voor eten).</p>
<p>3. He is *running* in the park (werkwoord voor rennen).</p>
<p>4. They are *playing* soccer (werkwoord voor spelen).</p>
<p>5. I am *writing* a letter (werkwoord voor schrijven).</p>
<p>6. You are *listening* to music (werkwoord voor luisteren).</p>
<p>7. The cat is *sleeping* on the couch (werkwoord voor slapen).</p>
<p>8. The children are *dancing* at the party (werkwoord voor dansen).</p>
<p>9. She is *cooking* dinner (werkwoord voor koken).</p>
<p>10. We are *watching* a movie (werkwoord voor kijken).</p>
Exercise 2
<p>1. She is *reading* a book (iets doen met een boek).</p>
<p>2. They are *eating* dinner (actie tijdens een maaltijd).</p>
<p>3. I am *writing* a letter (actie met een pen of potlood).</p>
<p>4. He is *playing* the piano (muziekinstrument bespelen).</p>
<p>5. We are *watching* a movie (iets doen met een scherm).</p>
<p>6. The dog is *barking* at the mailman (geluid maken door een hond).</p>
<p>7. She is *cooking* dinner (eten bereiden).</p>
<p>8. They are *dancing* at the party (bewegen op muziek).</p>
<p>9. I am *listening* to music (iets doen met je oren).</p>
<p>10. He is *swimming* in the pool (actie in water).</p>
Exercise 3
<p>1. She is *reading* a book in the library (lezen).</p>
<p>2. We are *cooking* dinner for our friends (eten klaarmaken).</p>
<p>3. They are *playing* soccer in the park (sport).</p>
<p>4. He is *writing* an email to his boss (schrijven).</p>
<p>5. I am *listening* to music on my headphones (muziek luisteren).</p>
<p>6. The dog is *barking* at the mailman (geluid van een hond).</p>
<p>7. You are *studying* for the final exam (leren).</p>
<p>8. The children are *drawing* pictures in their notebooks (tekenen).</p>
<p>9. We are *watching* a movie in the cinema (film kijken).</p>
<p>10. She is *running* in the marathon this weekend (rennen).</p>