Pick a language and start learning!
Tegenwoordige continuïteit Opdrachten in de Italiaanse taal
De tegenwoordige continuïteit, ofwel de presente progressivo in het Italiaans, is een belangrijke grammaticale constructie die wordt gebruikt om handelingen te beschrijven die op dit moment aan de gang zijn. Het equivalent in het Nederlands is de onvoltooid tegenwoordige tijd, die je bijvoorbeeld gebruikt in zinnen als "ik ben aan het lezen" of "zij zijn aan het eten". Het begrijpen en correct toepassen van deze tijdsvorm is cruciaal voor een vloeiende communicatie in het Italiaans, omdat het aangeeft dat een actie in het huidige moment plaatsvindt en nog niet is afgerond.
In het Italiaans wordt de tegenwoordige continuïteit gevormd met de presente tijd van het werkwoord "stare" gevolgd door een werkwoord in de gerundio-vorm. Bijvoorbeeld: "sto leggendo" (ik ben aan het lezen) of "stanno mangiando" (zij zijn aan het eten). Deze constructie geeft niet alleen de voortgang van een handeling aan, maar kan ook nuances van urgentie of betrokkenheid overbrengen. Op deze pagina vind je verschillende oefeningen die je helpen om deze grammaticale vorm te oefenen en te verfijnen, zodat je zelfverzekerd Italiaans kunt spreken en schrijven.
Exercise 1
<p>1. Io *sto leggendo* un libro interessante (Wat doe je met een boek?).</p>
<p>2. Lei *sta cucinando* la cena per la famiglia (Wat doe je in de keuken?).</p>
<p>3. Loro *stanno parlando* al telefono (Wat doe je met een telefoon?).</p>
<p>4. Noi *stiamo guardando* un film al cinema (Wat doe je met een film?).</p>
<p>5. Tu *stai suonando* la chitarra (Wat doe je met een muziekinstrument?).</p>
<p>6. Lui *sta scrivendo* una lettera alla sua amica (Wat doe je met een pen en papier?).</p>
<p>7. Voi *state ascoltando* la radio (Wat doe je met muziek?).</p>
<p>8. Io *sto studiando* per l'esame (Wat doe je als je wilt leren?).</p>
<p>9. Lei *sta nuotando* in piscina (Wat doe je in het water?).</p>
<p>10. Noi *stiamo camminando* nel parco (Wat doe je met je voeten?).</p>
Exercise 2
<p>1. Io *sto leggendo* un libro interessante (actie van lezen).</p>
<p>2. Maria *sta cucinando* la cena per la sua famiglia (actie in de keuken).</p>
<p>3. Noi *stiamo guardando* un film al cinema (actie in de bioscoop).</p>
<p>4. Loro *stanno giocando* a calcio nel parco (actie met een bal).</p>
<p>5. Tu *stai scrivendo* una lettera a tua nonna (actie met een pen).</p>
<p>6. Marco *sta parlando* al telefono con un amico (actie met een toestel).</p>
<p>7. Io *sto studiando* per l'esame di matematica (actie met boeken).</p>
<p>8. Voi *state camminando* lungo la spiaggia (actie met voeten).</p>
<p>9. Lei *sta cantando* una canzone alla festa (actie met stem).</p>
<p>10. Noi *stiamo bevendo* un caffè al bar (actie met een drankje).</p>
Exercise 3
<p>1. Maria *sta leggendo* un libro interessante (Het werkwoord betekent 'lezen').</p>
<p>2. Noi *stiamo cucinando* la cena per la famiglia (Het werkwoord betekent 'koken').</p>
<p>3. Lui *sta parlando* al telefono con suo amico (Het werkwoord betekent 'praten').</p>
<p>4. Io *sto studiando* per l'esame di domani (Het werkwoord betekent 'studeren').</p>
<p>5. Voi *state guardando* un film al cinema (Het werkwoord betekent 'kijken').</p>
<p>6. Lei *sta scrivendo* una lettera alla sua nonna (Het werkwoord betekent 'schrijven').</p>
<p>7. Loro *stanno giocando* a calcio nel parco (Het werkwoord betekent 'spelen').</p>
<p>8. Tu *stai ascoltando* la musica con le cuffie (Het werkwoord betekent 'luisteren').</p>
<p>9. Noi *stiamo aspettando* l'autobus alla fermata (Het werkwoord betekent 'wachten').</p>
<p>10. Io *sto bevendo* un caffè al bar (Het werkwoord betekent 'drinken').</p>