Pick a language and start learning!

Samenstellingen met bijvoeglijke naamwoorden Opdrachten in de Engelse taal

Samenstellingen met bijvoeglijke naamwoorden vormen een belangrijk onderdeel van de Nederlandse taal en kunnen soms verwarrend zijn voor zowel beginners als gevorderden. In deze oefeningen ga je je vaardigheden aanscherpen door verschillende samengestelde woorden te vormen en te begrijpen hoe adjectieven de betekenis van het zelfstandig naamwoord kunnen veranderen. Door de juiste combinaties te maken, leer je niet alleen nieuwe woorden, maar ook hoe je je taalgebruik preciezer en rijker kunt maken. Bijvoorbeeld, het verschil tussen een 'hoog gebouw' en een 'hoogspanningskabel' zit niet alleen in de individuele woorden, maar ook in hoe de adjectieven de context en betekenis beïnvloeden. Onze oefeningen zijn ontworpen om je te helpen deze nuances onder de knie te krijgen, zodat je met meer vertrouwen en precisie kunt communiceren. Of je nu je schrijfvaardigheid wilt verbeteren of je spreekvaardigheid wilt verfijnen, deze oefeningen bieden een uitgebreide en gestructureerde manier om je kennis van samengestelde woorden met bijvoeglijke naamwoorden te verdiepen.

Exercise 1

1. The *beautiful* painting was admired by everyone (bijvoeglijk naamwoord dat iets moois beschrijft). 2. The *tall* building could be seen from miles away (bijvoeglijk naamwoord dat hoogte beschrijft). 3. She wore a *red* dress to the party (bijvoeglijk naamwoord dat een kleur beschrijft). 4. The *delicious* meal was prepared by the chef (bijvoeglijk naamwoord dat smaak beschrijft). 5. He bought a *new* car last week (bijvoeglijk naamwoord dat iets recent beschrijft). 6. The *fast* runner won the race (bijvoeglijk naamwoord dat snelheid beschrijft). 7. They live in a *big* house near the lake (bijvoeglijk naamwoord dat grootte beschrijft). 8. She has a *kind* heart and helps everyone (bijvoeglijk naamwoord dat karakter beschrijft). 9. The *cold* weather made everyone stay indoors (bijvoeglijk naamwoord dat temperatuur beschrijft). 10. He wrote a *long* letter to his friend (bijvoeglijk naamwoord dat lengte beschrijft).

Exercise 2

1. The *cold-blooded* snake lay motionless in the sun (The snake's body temperature is regulated by the environment). 2. She wore a *well-known* brand of shoes to the party (The brand is famous and recognized by many people). 3. He gave a *heartwarming* speech that moved everyone to tears (The speech was very touching and emotional). 4. The *high-pitched* sound of the whistle could be heard from far away (The sound had a very high frequency). 5. They built a *state-of-the-art* facility for research and development (The facility is equipped with the latest technology). 6. The *full-time* job kept her busy throughout the week (The job requires working for the entire standard workweek). 7. He is a *world-renowned* scientist in the field of genetics (The scientist is famous and respected internationally). 8. The *long-term* effects of the medication are still unknown (The effects will be observed over an extended period). 9. The *blue-eyed* girl smiled at her friend (The girl has blue eyes). 10. They had a *last-minute* change of plans before the trip (The change was made just before the scheduled time).

Exercise 3

1. The weather forecast predicts *heavy* rain tomorrow (bijvoeglijk naamwoord voor veel). 2. She wore a *colorful* dress to the party (bijvoeglijk naamwoord voor veel kleuren). 3. The athlete has a *strong* body (bijvoeglijk naamwoord voor krachtig). 4. The movie has a *happy* ending (bijvoeglijk naamwoord voor vrolijk). 5. He gave her a *beautiful* bouquet of flowers (bijvoeglijk naamwoord voor mooi). 6. The cake had a *sweet* taste (bijvoeglijk naamwoord voor zoet). 7. The library is a *quiet* place (bijvoeglijk naamwoord voor stil). 8. We had a *delicious* meal at the new restaurant (bijvoeglijk naamwoord voor lekker). 9. The mountain offers a *breathtaking* view (bijvoeglijk naamwoord voor adembenemend). 10. She has a *brilliant* idea for the project (bijvoeglijk naamwoord voor geweldig).