Samengestelde voorzetsels Opdrachten in de Spaanse taal

Samengestelde voorzetsels zijn een essentieel onderdeel van de Spaanse taal en kunnen een uitdaging vormen voor zowel beginners als gevorderde taalleerders. Deze voorzetsels, die vaak uit meerdere woorden bestaan, helpen bij het uitdrukken van complexe ideeën en relaties tussen verschillende zinsdelen. Door een goed begrip van samengestelde voorzetsels te ontwikkelen, kun je je Spaanse taalvaardigheid naar een hoger niveau tillen en je communicatie een stuk vloeiender en preciezer maken. Op deze pagina vind je een reeks oefeningen die je zullen helpen om de verschillende samengestelde voorzetsels in het Spaans te leren en te beheersen. De oefeningen zijn ontworpen om je vertrouwd te maken met zowel de betekenis als het juiste gebruik van deze voorzetsels in verschillende contexten. Of je nu een beginner bent die net begint met het leren van Spaans, of een gevorderde spreker die zijn vaardigheden wil verfijnen, deze oefeningen bieden waardevolle praktijk en inzicht in een belangrijk aspect van de Spaanse grammatica. Veel succes en plezier met het oefenen!

Exercise 1

<p>1. María se sentó *al lado de* su amigo (naast).</p> <p>2. El gato está escondido *debajo de* la mesa (onder).</p> <p>3. Vamos *en lugar de* ellos a la reunión (in plaats van).</p> <p>4. La biblioteca está *frente a* la iglesia (tegenover).</p> <p>5. El regalo es *para* mi madre (voor).</p> <p>6. Se fue *a pesar de* la lluvia (ondanks).</p> <p>7. Compré este libro *en lugar de* aquel (in plaats van).</p> <p>8. El perro duerme *al lado de* la puerta (naast).</p> <p>9. Vamos a terminar el proyecto *antes de* la fecha límite (voor).</p> <p>10. El parque está *cerca de* mi casa (dichtbij).</p>
 

Exercise 2

<p>1. Él está *cerca de* la escuela (nabij de).</p> <p>2. La reunión es *después de* la comida (na).</p> <p>3. El libro está *sobre la* mesa (op de).</p> <p>4. El gato se esconde *debajo de* la cama (onder de).</p> <p>5. Vamos a salir *antes de* la cena (voor de).</p> <p>6. Puse las llaves *dentro de* la caja (in de).</p> <p>7. El perro corre *alrededor de* la casa (rond de).</p> <p>8. La farmacia está *en frente de* la iglesia (voor de).</p> <p>9. Están hablando *acerca de* la película (over de).</p> <p>10. El coche está *lejos de* la ciudad (ver van).</p>
 

Exercise 3

<p>1. Ik heb een cadeau gekocht *voor* mijn moeder (prepositie die een doel aangeeft).</p> <p>2. Hij woont *bij* zijn tante sinds vorig jaar (prepositie die nabijheid of nabijheid aangeeft).</p> <p>3. We moeten *met* de trein naar Barcelona reizen (prepositie die vervoermiddel aangeeft).</p> <p>4. Zij lacht altijd *om* zijn grapjes (prepositie die oorzaak of reden aangeeft).</p> <p>5. De kat zit *onder* de tafel te slapen (prepositie die locatie aangeeft).</p> <p>6. Ze hebben een afspraak *bij* de tandarts (prepositie die een plaats of locatie aangeeft).</p> <p>7. Hij werkt *voor* een groot bedrijf in de stad (prepositie die een doel of bestemming aangeeft).</p> <p>8. Ze zijn boos *op* hem vanwege zijn gedrag (prepositie die een gevoel of emotie aangeeft).</p> <p>9. Het boek ligt *tussen* de andere boeken op de plank (prepositie die locatie of positie aangeeft).</p> <p>10. Ze praten altijd *over* hun vakantieplannen (prepositie die een onderwerp of thema aangeeft).</p>
 

5x Faster Language Learning with AI

Talkpal is AI-powered language tutor. Learn 57+ languages 5x faster with innovative technology.