Persoonlijke voornaamwoorden met voorzetsels Opdrachten in de Portugese taal

Persoonlijke voornaamwoorden met voorzetsels zijn een essentieel onderdeel van de Portugese taal en kunnen in het begin wat verwarrend zijn voor Nederlandse sprekers. In het Portugees veranderen persoonlijke voornaamwoorden vaak van vorm wanneer ze worden gecombineerd met voorzetsels, iets wat in het Nederlands niet gebeurt. Dit betekent dat het correct gebruik van deze voornaamwoorden niet alleen je grammaticale nauwkeurigheid verbetert, maar ook je vloeiendheid in het spreken en schrijven. Het begrijpen en juist toepassen van deze grammaticale regels kan je helpen om natuurlijker en zelfverzekerder te communiceren in het Portugees. In deze sectie bieden we verschillende oefeningen aan om je te helpen deze regels onder de knie te krijgen. We beginnen met eenvoudige zinnen en bouwen geleidelijk op naar complexere constructies. Elke oefening is ontworpen om je begrip te testen en te versterken, zodat je de persoonlijke voornaamwoorden met voorzetsels op de juiste manier kunt gebruiken in verschillende contexten. Of je nu een beginner bent of je vaardigheden wilt verfijnen, deze oefeningen zullen je helpen om je kennis van de Portugese grammatica te verbeteren en je communicatievaardigheden te versterken.

Exercise 1

<p>1. Ele está falando *comigo* sobre o projeto (voorzetsel dat betekent 'met').</p> <p>2. Eu vou *contigo* ao cinema amanhã (voorzetsel dat betekent 'met').</p> <p>3. Ela trouxe um presente *para ele* (voorzetsel dat betekent 'voor').</p> <p>4. O livro foi escrito *por ela* (voorzetsel dat betekent 'door').</p> <p>5. Nós estamos esperando *por eles* no restaurante (voorzetsel dat betekent 'voor').</p> <p>6. O e-mail foi enviado *para mim* (voorzetsel dat betekent 'naar').</p> <p>7. Eu confio *nele* completamente (voorzetsel dat betekent 'in').</p> <p>8. Eles viajaram *com elas* para o exterior (voorzetsel dat betekent 'met').</p> <p>9. A reunião será *sem nós* (voorzetsel dat betekent 'zonder').</p> <p>10. Nós estamos indo *para lá* agora (voorzetsel dat betekent 'naar').</p>
 

Exercise 2

<p>1. Ele está falando *comigo* sobre o projeto (voorzetsel + persoonlijk voornaamwoord voor "ik").</p> <p>2. Nós vamos viajar *com eles* para a Espanha (voorzetsel + persoonlijk voornaamwoord voor "zij" meervoud).</p> <p>3. O presente é *para ela* (voorzetsel + persoonlijk voornaamwoord voor "zij" enkelvoud).</p> <p>4. Eles estão discutindo *com você* sobre o plano (voorzetsel + persoonlijk voornaamwoord voor "jij").</p> <p>5. O relatório foi escrito *por mim* (voorzetsel + persoonlijk voornaamwoord voor "ik").</p> <p>6. Eu sempre almoço *com ele* às sextas-feiras (voorzetsel + persoonlijk voornaamwoord voor "hij").</p> <p>7. A reunião será organizada *por nós* (voorzetsel + persoonlijk voornaamwoord voor "wij").</p> <p>8. O livro é *para eles* (voorzetsel + persoonlijk voornaamwoord voor "zij" meervoud).</p> <p>9. A decisão foi tomada *por vocês* (voorzetsel + persoonlijk voornaamwoord voor "jullie").</p> <p>10. Ela gosta de falar *comigo* todas as noites (voorzetsel + persoonlijk voornaamwoord voor "ik").</p>
 

Exercise 3

<p>1. Eu vou *com* ele ao cinema (voorzetsel dat 'met' betekent).</p> <p>2. Ela trouxe um presente *para* mim (voorzetsel dat 'voor' betekent).</p> <p>3. Estamos *sem* você nesta reunião (voorzetsel dat 'zonder' betekent).</p> <p>4. O livro está *sobre* a mesa (voorzetsel dat 'op' betekent).</p> <p>5. Ele falou *de* você na reunião (voorzetsel dat 'over' betekent).</p> <p>6. Vamos viajar *com* eles nas férias (voorzetsel dat 'met' betekent).</p> <p>7. O gato está *sob* a cadeira (voorzetsel dat 'onder' betekent).</p> <p>8. Ela mora *em* Portugal (voorzetsel dat 'in' betekent).</p> <p>9. Eu estou esperando *por* ti na estação (voorzetsel dat 'voor' betekent).</p> <p>10. Ele correu *até* o parque (voorzetsel dat 'tot' betekent).</p>
 

5x Faster Language Learning with AI

Talkpal is AI-powered language tutor. Learn 57+ languages 5x faster with innovative technology.