Pick a language and start learning!

Overtreffende trappen vormen Opdrachten in de Duitse taal

Overtreffende trappen vormen in de Duitse taal is een essentieel onderdeel van grammatica dat je helpt om objecten en subjecten te vergelijken. Het begrijpen en correct toepassen van deze trappen stelt je in staat om je taalvaardigheid naar een hoger niveau te tillen. In het Duits, net als in het Nederlands, kennen we de stellende trap, de vergrotende trap en de overtreffende trap. Deze drie vormen worden gebruikt om eigenschappen van personen, voorwerpen of situaties te beschrijven en te vergelijken, zoals "groot", "groter" en "grootst". Het vormen van overtreffende trappen in het Duits kan soms verwarrend zijn door de verschillende regels die van toepassing zijn. Daarom hebben we diverse oefeningen samengesteld die je helpen om deze grammaticale structuren te begrijpen en te oefenen. Door regelmatig te oefenen, zul je merken dat je steeds sneller en accurater de juiste vorm kunt kiezen. Of je nu een beginner bent of al gevorderd in het leren van de Duitse taal, deze oefeningen zullen je helpen om je kennis te verdiepen en je vertrouwen in het gebruik van overtreffende trappen te vergroten.

Exercise 1

1. De berg in Oostenrijk is *hoger* dan de heuvel in Nederland (vergelijking van hoogte). 2. Dit boek is *interessanter* dan het vorige dat ik las (beoordeling van interesse). 3. Mijn auto is *sneller* dan die van mijn buurman (vergelijking van snelheid). 4. Deze taak is *makkelijker* dan de vorige (beoordeling van moeilijkheid). 5. Dit gerecht is *lekkerder* dan wat ik gisteren heb gegeten (beoordeling van smaak). 6. Zijn salaris is *hoger* dan dat van zijn collega (vergelijking van salaris). 7. Deze film is *spannender* dan de vorige (beoordeling van spanning). 8. Dit huis is *groter* dan het appartement waarin ik woon (vergelijking van grootte). 9. De zomer in Spanje is *warmer* dan die in Nederland (vergelijking van temperatuur). 10. Deze puzzel is *moeilijker* dan de vorige (beoordeling van moeilijkheid).

Exercise 2

1. Der Mount Everest ist der *höchste* Berg der Welt. (Superlatief van 'hoch'). 2. Mein Auto ist *schneller* als deins. (Vergelijkende trap van 'schnell'). 3. Anna ist die *klügste* Schülerin in unserer Klasse. (Superlatief van 'klug'). 4. Dieses Buch ist *interessanter* als das andere. (Vergelijkende trap van 'interessant'). 5. Der Sommer ist die *wärmste* Jahreszeit des Jahres. (Superlatief van 'warm'). 6. Mein Hund ist *freundlicher* als deiner. (Vergelijkende trap van 'freundlich'). 7. Dieses Haus ist das *teuerste* in der Nachbarschaft. (Superlatief van 'teuer'). 8. Peter ist *stärker* als Paul. (Vergelijkende trap van 'stark'). 9. Meine Schwester ist die *jüngste* in unserer Familie. (Superlatief van 'jung'). 10. Der Zug ist *langsamer* als das Flugzeug. (Vergelijkende trap van 'langsam').

Exercise 3

1. Mijn broer is *groter* dan ik (vergelijking van lengte). 2. Dit boek is het *interessantst* van allemaal (superlatief van interessant). 3. Zij is de *snelste* hardloper van de school (superlatief van snel). 4. Deze film is *beter* dan die andere (vergelijking van goed). 5. De zomer is de *warmste* tijd van het jaar (superlatief van warm). 6. Hij is de *rijkste* man in het dorp (superlatief van rijk). 7. Dit huis is *groter* dan dat appartement (vergelijking van grootte). 8. Zij is de *meest* getalenteerde muzikant die ik ken (superlatief van getalenteerd). 9. Deze berg is *hoger* dan die andere (vergelijking van hoogte). 10. Dit restaurant serveert de *lekkerste* pizza's in de stad (superlatief van lekker).