Pick a language and start learning!
Overtreffende bijwoorden Opdrachten in de Portugese taal

Overtreffende bijwoorden, ook wel bekend als bijwoorden van overtreffende trap, spelen een cruciale rol in de Nederlandse taal. Ze helpen ons om intensiteit, mate of graad van een handeling, eigenschap of staat te benadrukken. Deze bijwoorden geven niet alleen een meer gedetailleerde beschrijving, maar versterken ook de expressiviteit van onze communicatie. In het Portugees kunnen we soortgelijke structuren vinden, maar de manier waarop ze worden gevormd en gebruikt kan verschillen. Daarom is het essentieel om de nuances en regels van overtreffende bijwoorden in beide talen goed te begrijpen.
In deze oefeningen zullen we ons richten op het herkennen, vormen en correct gebruiken van overtreffende bijwoorden in verschillende contexten. We beginnen met eenvoudige voorbeelden en werken geleidelijk aan naar complexere zinnen, zodat je stap voor stap kunt leren. Door middel van gerichte oefeningen en praktijkvoorbeelden zul je niet alleen je kennis van de Nederlandse taal verbeteren, maar ook je begrip van hoe deze bijwoorden zich verhouden tot hun Portugese tegenhangers. Veel succes en leerplezier!
Exercise 1
<p>1. Ele corre *muito* rápido (bijwoord dat intensiteit aangeeft).</p>
<p>2. Ela fala *extremamente* bem o inglês (bijwoord dat mate aangeeft).</p>
<p>3. O filme é *incrivelmente* interessante (bijwoord dat intensiteit aangeeft).</p>
<p>4. Eles trabalham *demasiadamente* duro (bijwoord dat mate aangeeft).</p>
<p>5. A comida está *deliciosamente* temperada (bijwoord dat intensiteit aangeeft).</p>
<p>6. O céu está *surpreendentemente* claro hoje (bijwoord dat intensiteit aangeeft).</p>
<p>7. Ela terminou o projeto *rapidamente* (bijwoord dat snelheid aangeeft).</p>
<p>8. Ele canta *maravilhosamente* bem (bijwoord dat mate aangeeft).</p>
<p>9. A casa está *impecavelmente* limpa (bijwoord dat intensiteit aangeeft).</p>
<p>10. Eles resolveram o problema *facilmente* (bijwoord dat snelheid aangeeft).</p>
Exercise 2
<p>1. Ela correu *mais rápido* do que todos os outros competidores (snelheidsvergelijking).</p>
<p>2. Este bolo é *mais delicioso* do que o que fizemos na semana passada (smaakvergelijking).</p>
<p>3. O filme de ontem foi *menos interessante* do que esperávamos (interessevergelijking).</p>
<p>4. A cidade de Nova York é *mais populosa* do que qualquer outra cidade dos EUA (bevolkingsvergelijking).</p>
<p>5. Ele é *menos alto* do que o irmão dele (hoogtevergelijking).</p>
<p>6. Este inverno foi *mais frio* do que o anterior (temperatuurvergelijking).</p>
<p>7. O livro que estou lendo é *menos chato* do que o que li antes (boeksvergelijking).</p>
<p>8. A comida aqui é *mais cara* do que no restaurante ao lado (prijsvergelijking).</p>
<p>9. A casa deles é *mais espaçosa* do que a nossa (woonruimtevergelijking).</p>
<p>10. O trânsito na capital é *menos caótico* do que no ano passado (verkeersvergelijking).</p>
Exercise 3
<p>1. Ela correu *mais rápido* que todos os outros corredores (intensiteit van snelheid).</p>
<p>2. O João falou *mais alto* que a professora (intensiteit van volume).</p>
<p>3. A Maria estudou *mais intensamente* para o exame do que qualquer outro aluno (intensiteit van studie).</p>
<p>4. Eles chegaram *mais cedo* do que o esperado (intensiteit van tijdstip).</p>
<p>5. O filme foi *muito mais emocionante* do que eu esperava (intensiteit van emotie).</p>
<p>6. A Ana cantou *mais bonito* do que todos os outros participantes (intensiteit van schoonheid van geluid).</p>
<p>7. Nós trabalhamos *mais arduamente* para completar o projeto a tempo (intensiteit van inspanning).</p>
<p>8. Ele respondeu *mais rapidamente* do que eu conseguia pensar (intensiteit van snelheid van reactie).</p>
<p>9. As crianças riram *mais alto* do que os adultos (intensiteit van volume van lachen).</p>
<p>10. O cachorro correu *mais depressa* do que o gato (intensiteit van snelheid van rennen).</p>