Onregelmatige werkwoordvervoeging in de tegenwoordige tijd Opdrachten in de Portugese taal

Onregelmatige werkwoorden vormen een belangrijk onderdeel van de Portugese grammatica en kunnen soms een uitdaging zijn voor taalleerders. In tegenstelling tot regelmatige werkwoorden, volgen onregelmatige werkwoorden geen vast patroon, waardoor het essentieel is om hun unieke vervoegingen te leren en te onthouden. Deze grammatica-oefeningen zijn ontworpen om je te helpen de tegenwoordige tijd van deze onregelmatige werkwoorden beter te begrijpen en te beheersen. Tijdens deze oefeningen zullen we ons richten op enkele van de meest voorkomende onregelmatige werkwoorden in het Portugees. Door middel van praktijkvoorbeelden, invuloefeningen en meerkeuzevragen krijg je de kans om je kennis te testen en te verbeteren. Of je nu een beginner bent of je vaardigheden wilt opfrissen, deze oefeningen bieden een gestructureerde en effectieve manier om vertrouwd te raken met de onregelmatige werkwoordvervoeging in de tegenwoordige tijd.

Exercise 1

<p>1. Eu *vou* ao supermercado (werkwoord voor beweging).</p> <p>2. Eles *dizem* que vai chover amanhã (werkwoord voor spreken).</p> <p>3. Nós *fazemos* o trabalho de casa juntos (werkwoord voor maken/doen).</p> <p>4. Ele *traz* o presente para a festa (werkwoord voor brengen).</p> <p>5. Eu *vejo* um filme no cinema (werkwoord voor kijken).</p> <p>6. Tu *podes* sair mais cedo hoje (werkwoord voor kunnen/mogen).</p> <p>7. Nós *queremos* viajar no próximo mês (werkwoord voor willen).</p> <p>8. Ela *sabe* a resposta da pergunta (werkwoord voor weten).</p> <p>9. Vocês *dão* um presente ao professor (werkwoord voor geven).</p> <p>10. Eu *ponho* o livro na mesa (werkwoord voor leggen/zetten).</p>
 

Exercise 2

<p>1. Eu *vou* à escola todos os dias (werkwoord dat beweging aanduidt).</p> <p>2. Eles *são* muito simpáticos (werkwoord dat "zijn" betekent).</p> <p>3. Nós *fazemos* a lição de casa juntos (werkwoord dat "doen" of "maken" betekent).</p> <p>4. Ela *tem* um gato muito fofo (werkwoord dat "hebben" betekent).</p> <p>5. Eu *digo* sempre a verdade (werkwoord dat "zeggen" betekent).</p> <p>6. Vocês *podem* me ajudar com isso? (werkwoord dat "kunnen" betekent).</p> <p>7. Eles *vêm* para a festa amanhã (werkwoord dat "komen" betekent).</p> <p>8. Nós *trazemos* os livros para a aula (werkwoord dat "brengen" betekent).</p> <p>9. Ele *quer* aprender a falar português (werkwoord dat "willen" betekent).</p> <p>10. Eu não *sei* como fazer isso (werkwoord dat "weten" betekent).</p>
 

Exercise 3

<p>1. Eu *vou* ao supermercado (werkwoord voor gaan).</p> <p>2. Nós *fazemos* nossas lições de casa juntos (werkwoord voor doen).</p> <p>3. Eles *dizem* sempre a verdade (werkwoord voor zeggen).</p> <p>4. Ela *traz* um presente para a festa (werkwoord voor brengen).</p> <p>5. Eu *sei* a resposta correta (werkwoord voor weten).</p> <p>6. Nós *podemos* ir ao cinema hoje (werkwoord voor kunnen).</p> <p>7. Ele *vê* um filme interessante (werkwoord voor zien).</p> <p>8. Elas *vêm* à reunião às 3 horas (werkwoord voor komen).</p> <p>9. Eu *dou* um conselho a você (werkwoord voor geven).</p> <p>10. Você *quer* um café? (werkwoord voor willen)</p>
 

5x Faster Language Learning with AI

Talkpal is AI-powered language tutor. Learn 57+ languages 5x faster with innovative technology.