Pick a language and start learning!
Onregelmatige overtreffende vormen Opdrachten in de Spaanse taal

In het Spaans zijn er enkele uitzonderingen op de regels voor het vormen van de overtreffende trap van bijvoeglijke naamwoorden. Deze onregelmatige vormen zijn essentieel om vloeiend en natuurlijk Spaans te spreken, omdat ze vaak voorkomen in alledaags taalgebruik. Het correct gebruiken van deze onregelmatige overtreffende vormen helpt niet alleen bij het verbeteren van je grammaticale kennis, maar ook bij het versterken van je communicatieve vaardigheden.
Onze oefeningen zijn speciaal ontworpen om je te helpen deze onregelmatige overtreffende vormen te herkennen, te begrijpen en correct toe te passen. Door middel van verschillende opdrachten en voorbeelden krijg je de kans om te oefenen en je vaardigheden te verfijnen. Of je nu een beginner bent die voor het eerst met deze vormen in aanraking komt of een gevorderde spreker die zijn kennis wil opfrissen, deze oefeningen bieden voor elk niveau een waardevolle bron.
Exercise 1
<p>1. María is de *beste* student in de klas (superlatief van goed).</p>
<p>2. Dit is het *slechtste* boek dat ik ooit heb gelezen (superlatief van slecht).</p>
<p>3. Mijn oma maakt de *lekkerste* taarten (superlatief van lekker).</p>
<p>4. Hij is de *hoogste* bergbeklimmer die ik ken (superlatief van hoog).</p>
<p>5. Deze film is de *langste* die ik ooit heb gezien (superlatief van lang).</p>
<p>6. Zij heeft de *snelste* tijd gelopen in de marathon (superlatief van snel).</p>
<p>7. Dit is de *duurste* auto op de markt (superlatief van duur).</p>
<p>8. De zomermaanden zijn de *warmste* van het jaar (superlatief van warm).</p>
<p>9. Hij is de *oudste* van de drie broers (superlatief van oud).</p>
<p>10. Dit is de *nieuwste* technologie beschikbaar (superlatief van nieuw).</p>
Exercise 2
<p>1. Deze berg is *hoger* dan die andere. (vergelijking van hoogte)</p>
<p>2. In de zomer is het *warmer* dan in de winter. (seizoenen)</p>
<p>3. Deze taart is *lekkerder* dan de taart van gisteren. (smaak)</p>
<p>4. Mijn auto is *sneller* dan die van mijn broer. (snelheid)</p>
<p>5. Dit boek is *interessanter* dan het vorige. (boektitels)</p>
<p>6. De film van gisteren was *spannender* dan die van vorige week. (films)</p>
<p>7. Mijn huis is *groter* dan dat van mijn vriend. (huizen)</p>
<p>8. Deze oefening is *moeilijker* dan de vorige. (oefeningen)</p>
<p>9. De zon gaat *vaker* schijnen in de zomer dan in de herfst. (weer)</p>
<p>10. Dit gerecht is *pittiger* dan het gerecht van vorige week. (eten)</p>
Exercise 3
<p>1. María es la *mejor* estudiante de su clase (superlatief van "bueno").</p>
<p>2. Este verano fue el *peor* de todos (superlatief van "malo").</p>
<p>3. Juan es el *mayor* de sus hermanos (superlatief van "grande" in leeftijd).</p>
<p>4. Esta es la *mejor* película que he visto (superlatief van "bueno").</p>
<p>5. La situación se está poniendo *peor* cada día (superlatief van "malo").</p>
<p>6. Ella es la *menor* de la familia (superlatief van "pequeño" in leeftijd).</p>
<p>7. Este libro es el *mejor* de la serie (superlatief van "bueno").</p>
<p>8. El examen de hoy fue el *peor* de mi vida (superlatief van "malo").</p>
<p>9. Carlos es el *mayor* de la clase (superlatief van "grande" in leeftijd).</p>
<p>10. Ana es la *menor* de sus amigas (superlatief van "pequeño" in leeftijd).</p>