Pick a language and start learning!
Onbepaalde lidwoorden ‘een’ Opdrachten in de Engelse taal

In de Nederlandse taal spelen lidwoorden een cruciale rol in het structureren van zinnen en het verduidelijken van betekenis. Een van de meest voorkomende lidwoorden is het onbepaalde lidwoord 'een'. Dit woord wordt gebruikt om een niet-specifiek of niet-gedefinieerd zelfstandig naamwoord aan te duiden. Bijvoorbeeld, in de zin "Ik zag een hond" wordt niet verwezen naar een specifieke hond, maar naar een willekeurige hond. Het correct gebruik van 'een' kan vaak lastig zijn voor mensen die Nederlands leren, maar met de juiste oefeningen kun je deze vaardigheid snel onder de knie krijgen.
Onze grammaticaoefeningen zijn speciaal ontworpen om je kennis van het onbepaalde lidwoord 'een' te verdiepen en te versterken. Door middel van gevarieerde oefeningen, zoals invuloefeningen, zinsconstructies en meerkeuzevragen, krijg je de kans om 'een' in verschillende contexten te gebruiken en zo je begrip en gebruik van dit belangrijke grammaticale element te verbeteren. Of je nu een beginner bent of je kennis wilt opfrissen, deze oefeningen bieden een waardevolle aanvulling op je Nederlandse taalvaardigheden.
Exercise 1
<p>1. She gave him *an* apple (onbepaalde lidwoord voor een enkelvoudig zelfstandig naamwoord).</p>
<p>2. He read *a* book about history (onbepaalde lidwoord voor een enkelvoudig zelfstandig naamwoord).</p>
<p>3. There is *an* elephant in the zoo (onbepaalde lidwoord voor een zelfstandig naamwoord dat begint met een klinker).</p>
<p>4. She bought *a* house in the countryside (onbepaalde lidwoord voor een enkelvoudig zelfstandig naamwoord).</p>
<p>5. He found *an* old coin in the garden (onbepaalde lidwoord voor een zelfstandig naamwoord dat begint met een klinker).</p>
<p>6. They adopted *a* dog from the shelter (onbepaalde lidwoord voor een enkelvoudig zelfstandig naamwoord).</p>
<p>7. She made *an* omelette for breakfast (onbepaalde lidwoord voor een zelfstandig naamwoord dat begint met een klinker).</p>
<p>8. He painted *a* picture of the sunset (onbepaalde lidwoord voor een enkelvoudig zelfstandig naamwoord).</p>
<p>9. She wore *an* elegant dress to the party (onbepaalde lidwoord voor een zelfstandig naamwoord dat begint met een klinker).</p>
<p>10. He saw *a* shooting star last night (onbepaalde lidwoord voor een enkelvoudig zelfstandig naamwoord).</p>
Exercise 2
<p>1. She found *a* beautiful shell on the beach (onbepaalde lidwoord voor enkelvoudig zelfstandig naamwoord).</p>
<p>2. He wants to buy *a* new car next year (onbepaalde lidwoord voor enkelvoudig zelfstandig naamwoord).</p>
<p>3. They saw *an* interesting movie last night (onbepaalde lidwoord voor een woord dat begint met een klinker).</p>
<p>4. I need *an* umbrella because it is raining (onbepaalde lidwoord voor een woord dat begint met een klinker).</p>
<p>5. She has *a* brother who lives in Canada (onbepaalde lidwoord voor enkelvoudig zelfstandig naamwoord).</p>
<p>6. There is *a* cat sleeping on the sofa (onbepaalde lidwoord voor enkelvoudig zelfstandig naamwoord).</p>
<p>7. He gave me *an* apple from his garden (onbepaalde lidwoord voor een woord dat begint met een klinker).</p>
<p>8. She wants to be *a* doctor when she grows up (onbepaalde lidwoord voor enkelvoudig zelfstandig naamwoord).</p>
<p>9. I saw *a* bird flying high in the sky (onbepaalde lidwoord voor enkelvoudig zelfstandig naamwoord).</p>
<p>10. We need *an* idea for the project (onbepaalde lidwoord voor een woord dat begint met een klinker).</p>
Exercise 3
<p>1. She adopted *an* adorable puppy (een lief klein dier).</p>
<p>2. He wants to become *an* engineer when he grows up (een beroep).</p>
<p>3. They are planning to open *a* new restaurant in town (een plaats waar je kunt eten).</p>
<p>4. I saw *a* beautiful painting at the museum (een kunstwerk).</p>
<p>5. She received *an* invitation to the party (een uitnodiging).</p>
<p>6. He bought *a* new car last week (een voertuig).</p>
<p>7. There's *a* bird sitting on the tree branch (een dier dat vliegt).</p>
<p>8. She found *a* solution to the problem (een antwoord op een vraagstuk).</p>
<p>9. He gave her *an* apple as a snack (een stuk fruit).</p>
<p>10. They stayed in *a* hotel during their vacation (een plek om te overnachten).</p>