Pick a language and start learning!
Eenvoudige verleden tijd Opdrachten in de Engelse taal
Eenvoudige verleden tijd is een essentieel onderdeel van de Engelse grammatica dat je helpt om gebeurtenissen en acties die in het verleden hebben plaatsgevonden, nauwkeurig te beschrijven. Of je nu een verhaal vertelt over je laatste vakantie, een boek bespreekt dat je onlangs hebt gelezen, of gewoon je dagelijkse activiteiten van gisteren samenvat, het correct gebruiken van de verleden tijd maakt je communicatie duidelijker en effectiever. In deze sectie zullen we verschillende oefeningen aanbieden om je kennis en begrip van de eenvoudige verleden tijd in het Engels te verbeteren.
Door deze oefeningen te voltooien, zul je vertrouwd raken met de structuur en het gebruik van regelmatige en onregelmatige werkwoorden in de verleden tijd. Je leert hoe je zinnen kunt vormen, vragen kunt stellen en ontkenningen kunt maken met behulp van de verleden tijd. Deze oefeningen zijn ontworpen om zowel beginners als gevorderde leerlingen te ondersteunen, zodat je je vaardigheden stap voor stap kunt opbouwen. Bereid je voor om je Engelse grammatica naar een hoger niveau te tillen en meer zelfvertrouwen te krijgen in je taalgebruik.
Exercise 1
<p>1. She *walked* to school yesterday (verleden tijd van 'to walk').</p>
<p>2. They *played* soccer in the park last weekend (verleden tijd van 'to play').</p>
<p>3. He *cooked* dinner for his family last night (verleden tijd van 'to cook').</p>
<p>4. We *visited* the museum last summer (verleden tijd van 'to visit').</p>
<p>5. I *read* an interesting book last month (verleden tijd van 'to read').</p>
<p>6. The children *laughed* at the funny clown (verleden tijd van 'to laugh').</p>
<p>7. She *wrote* a letter to her friend yesterday (verleden tijd van 'to write').</p>
<p>8. They *watched* a movie together last Friday (verleden tijd van 'to watch').</p>
<p>9. He *cleaned* his room before dinner (verleden tijd van 'to clean').</p>
<p>10. We *traveled* to Paris last year (verleden tijd van 'to travel').</p>
Exercise 2
<p>1. He *played* football yesterday (verleden tijd van 'to play').</p>
<p>2. She *cooked* dinner for her family last night (verleden tijd van 'to cook').</p>
<p>3. We *watched* a movie on Saturday (verleden tijd van 'to watch').</p>
<p>4. They *visited* their grandparents last weekend (verleden tijd van 'to visit').</p>
<p>5. I *studied* for the test all day (verleden tijd van 'to study').</p>
<p>6. The cat *slept* on the couch all afternoon (verleden tijd van 'to sleep').</p>
<p>7. She *bought* a new dress last week (verleden tijd van 'to buy').</p>
<p>8. We *traveled* to Paris last summer (verleden tijd van 'to travel').</p>
<p>9. He *cleaned* his room before dinner (verleden tijd van 'to clean').</p>
<p>10. They *listened* to music all evening (verleden tijd van 'to listen').</p>
Exercise 3
<p>1. She *visited* her grandparents last weekend (bezoeken).</p>
<p>2. We *watched* a movie last night (kijken).</p>
<p>3. He *played* soccer with his friends yesterday (spelen).</p>
<p>4. They *traveled* to Paris last summer (reizen).</p>
<p>5. I *read* a good book last month (lezen).</p>
<p>6. The cat *slept* on the couch all day (slapen).</p>
<p>7. She *cooked* a delicious meal for dinner (koken).</p>
<p>8. We *visited* the museum last Saturday (bezoeken).</p>
<p>9. He *bought* a new car last week (kopen).</p>
<p>10. They *stayed* at a nice hotel during their vacation (verblijven).</p>