Eenvoudige toekomende tijd versus onmiddellijke toekomende tijd Opdrachten in de Portugese taal

Op deze pagina gaan we dieper in op het verschil tussen de eenvoudige toekomende tijd (futuro do presente simples) en de onmiddellijke toekomende tijd (futuro imediato) in het Portugees. Beide tijden worden gebruikt om toekomstige handelingen te beschrijven, maar ze hebben subtiele verschillen in gebruik en betekenis. De eenvoudige toekomende tijd wordt vaak gebruikt voor geplande of verwachte gebeurtenissen, terwijl de onmiddellijke toekomende tijd meer geschikt is voor acties die op het punt staan te gebeuren of waarvan de beslissing net is genomen. Een goed begrip van deze tijden is essentieel voor het correct formuleren van zinnen in het Portugees. In de oefeningen die volgen, krijg je de kans om je kennis te testen en te versterken door middel van diverse zinnen en contexten. Door het oefenen van de eenvoudige en onmiddellijke toekomende tijd, zul je beter in staat zijn om je gedachten nauwkeurig en vloeiend in het Portugees uit te drukken. Laten we beginnen met de oefeningen en je vaardigheden naar een hoger niveau tillen!

Exercise 1

<p>1. Amanhã eu *vou* estudar para a prova (werkwoord voor toekomstig plan).</p> <p>2. Nós *vamos* jantar fora esta noite (werkwoord voor directe toekomst).</p> <p>3. Eles *vão* viajar para o Brasil no próximo mês (werkwoord voor toekomstig plan).</p> <p>4. Eu *vou* ler um livro depois do almoço (werkwoord voor toekomstig plan).</p> <p>5. Ela *vai* ao médico agora (werkwoord voor directe toekomst).</p> <p>6. Nós *vamos* assistir a um filme amanhã (werkwoord voor toekomstig plan).</p> <p>7. Ele *vai* comprar pão na padaria agora (werkwoord voor directe toekomst).</p> <p>8. Eu *vou* escrever uma carta para minha amiga mais tarde (werkwoord voor toekomstig plan).</p> <p>9. Eles *vão* ao parque depois da escola (werkwoord voor directe toekomst).</p> <p>10. Nós *vamos* pintar a casa no próximo fim de semana (werkwoord voor toekomstig plan).</p>
 

Exercise 2

<p>1. Amanhã eu *vou* ao cinema (werkwoord voor gaan).</p> <p>2. Eles *vão* viajar para o Brasil no próximo mês (werkwoord voor gaan).</p> <p>3. Nós *vamos* estudar para o exame amanhã (werkwoord voor gaan).</p> <p>4. Ela *vai* comprar um presente para sua amiga (werkwoord voor gaan).</p> <p>5. Eu *vou* cozinhar o jantar esta noite (werkwoord voor gaan).</p> <p>6. Vocês *vão* participar da reunião na próxima semana (werkwoord voor gaan).</p> <p>7. João *vai* começar um novo curso em breve (werkwoord voor gaan).</p> <p>8. Maria e Pedro *vão* mudar de casa no próximo mês (werkwoord voor gaan).</p> <p>9. Nós *vamos* visitar nossos avós neste fim de semana (werkwoord voor gaan).</p> <p>10. Você *vai* aprender a tocar piano (werkwoord voor gaan).</p>
 

Exercise 3

<p>1. Amanhã nós *vamos* visitar a avó. (toekomstige actie)</p> <p>2. Eles *vão* estudar para a prova no fim de semana. (toekomstige actie)</p> <p>3. Eu *vou* comprar um carro novo no próximo mês. (toekomstige actie)</p> <p>4. Ela *vai* viajar para o Brasil nas férias. (toekomstige actie)</p> <p>5. João *vai* cozinhar o jantar hoje à noite. (toekomstige actie)</p> <p>6. Nós *vamos* assistir ao filme amanhã. (toekomstige actie)</p> <p>7. Ela *está prestes a* sair de casa. (onmiddellijke actie)</p> <p>8. Eles *estão prestes a* começar a reunião. (onmiddellijke actie)</p> <p>9. Estou *a ponto de* terminar meu trabalho. (onmiddellijke actie)</p> <p>10. Nós *estamos prestes a* pegar o ônibus. (onmiddellijke actie)</p>
 

5x Faster Language Learning with AI

Talkpal is AI-powered language tutor. Learn 57+ languages 5x faster with innovative technology.