Pick a language and start learning!
Eenvoudige toekomende tijd Opdrachten in de Engelse taal
De eenvoudige toekomende tijd, ook wel de "futurum simplex" genoemd, is een essentieel onderdeel van de Nederlandse grammatica waarmee je toekomstige gebeurtenissen, plannen en voornemens kunt uitdrukken. Het begrijpen en correct toepassen van deze tijdsvorm helpt niet alleen bij het verduidelijken van je zinnen, maar ook bij het nauwkeurig communiceren van je intenties en verwachtingen. In het Nederlands wordt de eenvoudige toekomende tijd meestal gevormd met behulp van het werkwoord "zullen" gevolgd door een infinitief, bijvoorbeeld "Ik zal gaan" of "Zij zullen komen".
Op deze pagina vind je diverse oefeningen die je zullen helpen om de eenvoudige toekomende tijd te beheersen en zelfverzekerd te gebruiken in alledaagse gesprekken en schriftelijke communicatie. Van invuloefeningen tot meer uitgebreide zinsconstructies, elke oefening is ontworpen om je begrip en toepassing van deze tijdsvorm te versterken. Of je nu een beginner bent of je kennis wilt opfrissen, deze oefeningen bieden een effectieve manier om je Nederlandse taalvaardigheid te verbeteren en je voor te bereiden op het gebruik van de eenvoudige toekomende tijd in verschillende contexten.
Exercise 1
<p>1. She *will* read a book tonight (hulpwerkwoord voor toekomst).</p>
<p>2. They *are going to* visit their grandparents next weekend (uitdrukking voor toekomstplan).</p>
<p>3. He *will* call you later (hulpwerkwoord voor toekomst).</p>
<p>4. We *are going to* have a party on Saturday (uitdrukking voor toekomstplan).</p>
<p>5. I *will* help you with your homework (hulpwerkwoord voor toekomst).</p>
<p>6. You *are going to* love this movie (uitdrukking voor toekomstvoorspelling).</p>
<p>7. She *will* finish the project by tomorrow (hulpwerkwoord voor toekomst).</p>
<p>8. They *are going to* move to a new house next month (uitdrukking voor toekomstplan).</p>
<p>9. He *will* start his new job next week (hulpwerkwoord voor toekomst).</p>
<p>10. We *are going to* travel to Spain in the summer (uitdrukking voor toekomstplan).</p>
Exercise 2
<p>1. She *will* call you later (toekomstige actie).</p>
<p>2. They *are going to* visit Paris next summer (plannen maken).</p>
<p>3. He *will* buy a new car next month (toekomstige aankoop).</p>
<p>4. We *will* see a movie tonight (avondactiviteit).</p>
<p>5. The team *is going to* win the championship (verwachting over de toekomst).</p>
<p>6. I *will* help you with your homework (aanbod van hulp).</p>
<p>7. She *is going to* start a new job next week (carrièreverandering).</p>
<p>8. They *will* have dinner at 7 PM (geplande maaltijd).</p>
<p>9. He *is going to* travel to Japan next year (internationale reis).</p>
<p>10. We *will* meet at the park tomorrow (afspraak maken).</p>
Exercise 3
<p>1. Tomorrow, she *will* visit her grandparents (helper verb for future).</p>
<p>2. They *are going to* watch a movie tonight (phrase to indicate future plans).</p>
<p>3. Next week, we *will* start our new project (helper verb for future).</p>
<p>4. He *will* travel to Japan next month (helper verb for future).</p>
<p>5. I *am going to* learn to play the guitar (phrase to indicate future plans).</p>
<p>6. The weather forecast says it *will* rain tomorrow (helper verb for future).</p>
<p>7. She *is going to* bake a cake this weekend (phrase to indicate future plans).</p>
<p>8. By next year, you *will* have a new job (helper verb for future).</p>
<p>9. We *are going to* visit the museum next Saturday (phrase to indicate future plans).</p>
<p>10. He *will* call you later today (helper verb for future).</p>