Eenvoudige tegenwoordige tijd Opdrachten in de Spaanse taal

De eenvoudige tegenwoordige tijd, ook wel bekend als de presente, is een van de meest fundamentele tijden in de Spaanse taal. Het is essentieel om deze tijd goed te beheersen, omdat het wordt gebruikt om dagelijkse activiteiten en gewoontes te beschrijven. Of je nu spreekt over wat je op dit moment doet, of over routinematige handelingen, de eenvoudige tegenwoordige tijd is onmisbaar. In deze sectie zullen we ons richten op de belangrijkste regels en uitzonderingen die je moet kennen om deze tijd correct te gebruiken. We zullen beginnen met de basisstructuur van regelmatige werkwoorden en vervolgens de onregelmatige werkwoorden behandelen, die helaas in het Spaans vrij talrijk zijn. Door middel van een reeks oefeningen kun je je kennis van de eenvoudige tegenwoordige tijd versterken en toepassen in praktische zinnen. Of je nu een beginner bent of je kennis wilt opfrissen, deze oefeningen helpen je om de fundamenten van de Spaanse grammatica te beheersen en zelfverzekerd te communiceren in het dagelijks leven.

Exercise 1

<p>1. Yo *como* una manzana (eten).</p> <p>2. Ella *habla* español muy bien (spreken).</p> <p>3. Nosotros *vivimos* en una casa grande (wonen).</p> <p>4. Tú *escribes* una carta a tu amigo (schrijven).</p> <p>5. Él *trabaja* en una oficina (werken).</p> <p>6. Ellos *estudian* en la universidad (studeren).</p> <p>7. Usted *bebe* agua todos los días (drinken).</p> <p>8. Nosotros *leemos* un libro interesante (lezen).</p> <p>9. Tú *cantas* una canción bonita (zingen).</p> <p>10. Ella *cocina* la cena para su familia (koken).</p>
 

Exercise 2

<p>1. Ella *canta* una canción hermosa (werkwoord zingen).</p> <p>2. Nosotros *comemos* en el restaurante (werkwoord eten).</p> <p>3. Tú *escribes* una carta a tu amigo (werkwoord schrijven).</p> <p>4. Ellos *viven* en una casa grande (werkwoord wonen).</p> <p>5. Yo *leo* un libro interesante (werkwoord lezen).</p> <p>6. Vosotros *bebéis* agua después de correr (werkwoord drinken).</p> <p>7. Él *trabaja* en una oficina en el centro (werkwoord werken).</p> <p>8. Nosotros *aprendemos* español en la escuela (werkwoord leren).</p> <p>9. Ella *abre* la puerta de su casa (werkwoord openen).</p> <p>10. Ustedes *escuchan* música clásica en la tarde (werkwoord luisteren).</p>
 

Exercise 3

<p>1. Yo *como* una manzana (werkwoord voor eten).</p> <p>2. Ella *habla* por teléfono con su amiga (werkwoord voor spreken).</p> <p>3. Nosotros *vivimos* en una casa grande (werkwoord voor wonen).</p> <p>4. Tú *escribes* una carta a tu abuela (werkwoord voor schrijven).</p> <p>5. Ellos *estudian* para el examen de matemáticas (werkwoord voor leren).</p> <p>6. María *trabaja* en una oficina en el centro de la ciudad (werkwoord voor werken).</p> <p>7. Nosotros *jugamos* al fútbol los fines de semana (werkwoord voor spelen).</p> <p>8. El perro *corre* en el parque todas las mañanas (werkwoord voor rennen).</p> <p>9. Ustedes *compran* pan en la panadería (werkwoord voor kopen).</p> <p>10. Yo *leo* un libro muy interesante (werkwoord voor lezen).</p>
 

5x Faster Language Learning with AI

Talkpal is AI-powered language tutor. Learn 57+ languages 5x faster with innovative technology.