Pick a language and start learning!
De tegenwoordige tijd van regelmatige -ir werkwoorden vormen Opdrachten in de Franse taal

De tegenwoordige tijd van regelmatige -ir werkwoorden in het Frans kan soms verwarrend zijn voor Nederlandse leerlingen. Deze werkwoorden vormen een belangrijk deel van de Franse grammatica en worden gebruikt om dagelijkse handelingen en routines te beschrijven. Om de vervoegingen van deze werkwoorden onder de knie te krijgen, is het essentieel om bekend te zijn met de specifieke eindigingen die bij elk onderwerp horen. In deze sectie zullen we je begeleiden door de basisprincipes van de vervoeging van regelmatige -ir werkwoorden, zodat je zelfverzekerder Frans kunt spreken en schrijven.
In het Frans volgen de meeste regelmatige -ir werkwoorden een vast patroon. Dit maakt het leren van deze werkwoorden een stuk eenvoudiger zodra je de stam van het werkwoord herkent en de juiste eindigingen toevoegt. We zullen je stap voor stap door het proces leiden, met duidelijke voorbeelden en oefeningen om je begrip te testen. Of je nu een beginner bent of je kennis wilt opfrissen, deze oefeningen helpen je om de tegenwoordige tijd van regelmatige -ir werkwoorden vloeiend te beheersen. Bereid je voor op een reeks interactieve en uitdagende oefeningen die je helpen om je grammaticale vaardigheden te verbeteren.
Exercise 1
<p>1. Je *finis* mes devoirs tous les soirs. (werkwoord: afmaken)</p>
<p>2. Nous *choisissons* toujours les meilleurs restaurants. (werkwoord: kiezen)</p>
<p>3. Vous *réussissez* à chaque examen. (werkwoord: slagen)</p>
<p>4. Les enfants *grandissent* très vite. (werkwoord: groeien)</p>
<p>5. Il *remplit* la bouteille d'eau. (werkwoord: vullen)</p>
<p>6. Elles *maigrissent* en faisant du sport. (werkwoord: afvallen)</p>
<p>7. Tu *rougis* quand tu es gêné. (werkwoord: blozen)</p>
<p>8. Nous *réfléchissons* avant de prendre une décision. (werkwoord: nadenken)</p>
<p>9. Vous *obéissez* toujours aux règles. (werkwoord: gehoorzamen)</p>
<p>10. Ils *finissent* leurs projets à temps. (werkwoord: afmaken)</p>
Exercise 2
<p>1. Je *finis* mes devoirs chaque soir (werkwoord betekent afronden).</p>
<p>2. Nous *choisissons* toujours des fruits frais au marché (werkwoord betekent kiezen).</p>
<p>3. Elle *grandit* vite cette année (werkwoord betekent groeien).</p>
<p>4. Vous *réfléchissez* avant de prendre une décision importante (werkwoord betekent nadenken).</p>
<p>5. Ils *réunissent* leurs amis pour une fête (werkwoord betekent bijeenbrengen).</p>
<p>6. Tu *réussis* souvent à tes examens (werkwoord betekent slagen).</p>
<p>7. Nous *applaudissons* les acteurs à la fin du spectacle (werkwoord betekent applaudisseren).</p>
<p>8. Vous *obéissez* toujours aux règles de l'école (werkwoord betekent gehoorzamen).</p>
<p>9. Les fleurs *fleurissent* au printemps (werkwoord betekent bloeien).</p>
<p>10. Il *remplit* le formulaire avec soin (werkwoord betekent invullen).</p>
Exercise 3
<p>1. Je *finis* mes devoirs tous les jours (afmaken).</p>
<p>2. Ils *choisissent* toujours des films intéressants (kiezen).</p>
<p>3. Nous *réussissons* souvent nos examens (slagen).</p>
<p>4. Tu *grossis* après avoir mangé beaucoup de bonbons (aankomen in gewicht).</p>
<p>5. Elle *remplit* le formulaire avec soin (invullen).</p>
<p>6. Vous *punissez* les enfants pour leur mauvais comportement (straffen).</p>
<p>7. Nous *applaudissons* les artistes après chaque représentation (applaudisseren).</p>
<p>8. Ils *bâtissent* une nouvelle maison dans le quartier (bouwen).</p>
<p>9. Elle *guérit* rapidement après sa maladie (genezen).</p>
<p>10. Tu *maigris* en faisant du sport régulièrement (afvallen).</p>