Pick a language and start learning!

Bijvoeglijke naamwoorden in de overtreffende trap Opdrachten in de Duitse taal

Bijvoeglijke naamwoorden in de overtreffende trap spelen een cruciale rol in de Duitse taal om vergelijkingen te maken en extremen te benadrukken. Wanneer je iemand of iets als het meest van een bepaalde eigenschap wilt beschrijven, gebruik je deze vorm van het bijvoeglijk naamwoord. Bijvoorbeeld, "schnell" wordt "am schnellsten" om aan te geven dat iets of iemand het snelst is. Het correct gebruiken van deze vormen kan je zinnen levendiger en expressiever maken, en helpt je om duidelijk en overtuigend te communiceren. In deze grammatica-oefeningen focussen we op het herkennen, vormen en toepassen van de overtreffende trap van bijvoeglijke naamwoorden in het Duits. Door middel van verschillende soorten oefeningen, zoals invuloefeningen, zinnen herschrijven en meerkeuzevragen, krijg je de kans om je kennis te testen en te verbeteren. Of je nu een beginner bent die net begint met leren of een gevorderde student die zijn vaardigheden wil aanscherpen, deze oefeningen bieden een waardevolle manier om je beheersing van de Duitse taal te verdiepen.

Exercise 1

1. De Alpen zijn de *hoogste* bergen van Europa (hoog). 2. Deze taart is de *lekkerste* die ik ooit heb geproefd (lekker). 3. Het Louvre is het *beroemdste* museum van Frankrijk (beroemd). 4. Mijn oma maakt de *beste* koekjes van de wereld (goed). 5. Dit is de *duurste* auto die ik ooit heb gezien (duur). 6. Hij is de *snelste* loper van de klas (snel). 7. Zij heeft het *grootste* huis in de straat (groot). 8. Deze puzzel is de *moeilijkste* die ik ooit heb opgelost (moeilijk). 9. De zomer is het *warmste* seizoen van het jaar (warm). 10. Dit boek is de *interessantste* die ik dit jaar heb gelezen (interessant).

Exercise 2

1. Hij is de *langste* man in de klas (superlatief van 'lang'). 2. Dit is het *mooiste* schilderij dat ik ooit heb gezien (superlatief van 'mooi'). 3. Zij heeft de *snelste* auto van allemaal (superlatief van 'snel'). 4. Dit is de *duurste* woning in de buurt (superlatief van 'duur'). 5. De Mount Everest is de *hoogste* berg ter wereld (superlatief van 'hoog'). 6. De Sahara is de *heetste* woestijn op aarde (superlatief van 'heet'). 7. Hij is de *oudste* van de drie broers (superlatief van 'oud'). 8. Zij is de *slimste* student in de klas (superlatief van 'slim'). 9. Dit is de *zwaarste* koffer die ik ooit heb gedragen (superlatief van 'zwaar'). 10. Dit boek is het *interessantste* dat ik ooit heb gelezen (superlatief van 'interessant').

Exercise 3

1. Hij is de *grootste* in de klas (groot). 2. Dit is het *duurste* huis in de straat (duur). 3. Zij is de *snelste* atleet van het team (snel). 4. Dit is de *moeilijkste* opdracht van allemaal (moeilijk). 5. De zon is de *helderste* ster aan de hemel (helder). 6. Dit is het *oudste* gebouw in de stad (oud). 7. Hij heeft de *beste* score van de hele groep (goed). 8. Deze berg is de *hoogste* van het land (hoog). 9. Dit is het *leukste* feestje van het jaar (leuk). 10. Zij is de *vriendelijkste* persoon die ik ken (vriendelijk).