Bepaalde lidwoorden in nominatief Opdrachten in de Duitse taal

Bepaalde lidwoorden in de nominatief zijn een essentieel onderdeel van de Duitse grammatica en vormen de basis voor correcte zinsconstructie. In het Duits zijn de bepaalde lidwoorden "der", "die" en "das" afhankelijk van het geslacht (mannelijk, vrouwelijk, onzijdig) en het aantal (enkelvoud of meervoud) van het zelfstandig naamwoord. Het correct gebruik van deze lidwoorden helpt om duidelijkheid en precisie in de taal te waarborgen, wat vooral belangrijk is bij het spreken en schrijven. In deze oefeningen richten we ons op het herkennen en toepassen van de juiste bepaalde lidwoorden in verschillende contexten, zodat je je beheersing van de Duitse nominatief kunt verbeteren. Door middel van diverse oefeningen, zoals invuloefeningen, meerkeuzevragen en zinsconstructies, krijg je de kans om je kennis te testen en te verdiepen. Of je nu een beginner bent die de basisprincipes wil leren of een gevorderde student die zijn grammaticale vaardigheden wil aanscherpen, deze pagina biedt nuttige en doelgerichte oefeningen om je te helpen. Door consistent te oefenen, zul je merken dat je vertrouwen groeit en je vaardigheid om correcte Duitse zinnen te vormen aanzienlijk verbetert. Veel succes en plezier met de oefeningen!

Exercise 1

<p>1. *Der* Hund spielt im Garten. (mannelijk) </p> <p>2. *Die* Katze schläft auf dem Sofa. (vrouwelijk) </p> <p>3. *Das* Buch liegt auf dem Tisch. (onzijdig) </p> <p>4. *Die* Kinder spielen im Park. (meervoud) </p> <p>5. *Der* Lehrer erklärt die Aufgabe. (mannelijk) </p> <p>6. *Die* Blume steht in der Vase. (vrouwelijk) </p> <p>7. *Das* Auto ist neu. (onzijdig) </p> <p>8. *Die* Bäume sind grün. (meervoud) </p> <p>9. *Der* Apfel ist rot. (mannelijk) </p> <p>10. *Die* Lampe hängt an der Decke. (vrouwelijk) </p>
 

Exercise 2

<p>1. *Der* Hund bellt laut (dier).</p> <p>2. *Die* Katze schläft auf dem Sofa (dier).</p> <p>3. *Das* Auto ist sehr schnell (voertuig).</p> <p>4. *Der* Lehrer erklärt die Grammatik (beroep).</p> <p>5. *Die* Blume ist schön (plant).</p> <p>6. *Das* Buch liegt auf dem Tisch (object).</p> <p>7. *Der* Apfel ist rot (fruit).</p> <p>8. *Die* Lampe hängt an der Decke (object).</p> <p>9. *Das* Kind spielt im Garten (persoon).</p> <p>10. *Der* Baum steht im Park (plant).</p>
 

Exercise 3

<p>1. *Der* Hund spielt im Garten (mannelijk enkelvoud, dier).</p> <p>2. *Die* Katze schläft auf dem Sofa (vrouwelijk enkelvoud, dier).</p> <p>3. *Das* Buch liegt auf dem Tisch (onzijdig enkelvoud, object).</p> <p>4. *Der* Lehrer erklärt die Grammatik (mannelijk enkelvoud, beroep).</p> <p>5. *Die* Blume ist schön (vrouwelijk enkelvoud, plant).</p> <p>6. *Das* Kind spielt mit Spielzeug (onzijdig enkelvoud, persoon).</p> <p>7. *Der* Apfel ist rot (mannelijk enkelvoud, fruit).</p> <p>8. *Die* Lampe leuchtet hell (vrouwelijk enkelvoud, object).</p> <p>9. *Das* Auto ist schnell (onzijdig enkelvoud, voertuig).</p> <p>10. *Der* Baum ist hoch (mannelijk enkelvoud, natuur).</p>
 

5x Faster Language Learning with AI

Talkpal is AI-powered language tutor. Learn 57+ languages 5x faster with innovative technology.