Het plus-que-parfait, ook wel bekend als de voltooid verleden tijd in het Frans, is een belangrijke tijd om te beheersen voor iedereen die deze prachtige taal wil leren spreken en schrijven. Deze tijd wordt gebruikt om acties te beschrijven die plaatsvonden vóór een andere actie in het verleden. Het correct vormen van het plus-que-parfait kan in het begin lastig lijken, maar met een goed begrip van de basisprincipes en wat oefening, zal het snel duidelijker worden.
Wat is het plus-que-parfait?
Het plus-que-parfait wordt in het Nederlands vertaald als de voltooid verleden tijd. Het wordt gebruikt om aan te geven dat een actie al voltooid was voordat een andere actie in het verleden plaatsvond. Bijvoorbeeld: “Toen ik aankwam, had hij al gegeten.” In dit voorbeeld vond het eten plaats vóór het aankomen.
Hoe vorm je het plus-que-parfait?
Het vormen van het plus-que-parfait in het Frans vereist twee componenten: de imparfait van het hulpwerkwoord (avoir of être) en het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord. Laten we deze stappen in meer detail bekijken.
1. Imparfait van het hulpwerkwoord
Ten eerste moet je de imparfait van het hulpwerkwoord avoir of être gebruiken. Hier zijn de vervoegingen van deze werkwoorden in de imparfait:
Avoir:
– J’avais
– Tu avais
– Il/Elle/On avait
– Nous avions
– Vous aviez
– Ils/Elles avaient
Être:
– J’étais
– Tu étais
– Il/Elle/On était
– Nous étions
– Vous étiez
– Ils/Elles étaient
2. Het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord
Het tweede deel van de vorming van het plus-que-parfait is het toevoegen van het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord. Hier zijn enkele voorbeelden van veelvoorkomende werkwoorden en hun voltooid deelwoorden:
– Parler (spreken) -> parlé
– Finir (eindigen) -> fini
– Vendre (verkopen) -> vendu
– Aller (gaan) -> allé
– Venir (komen) -> venu
3. Samenvoegen van de twee componenten
Nu je de imparfait van het hulpwerkwoord hebt en het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord, kun je deze samenvoegen om het plus-que-parfait te vormen. Bijvoorbeeld:
– J’avais parlé (Ik had gesproken)
– Tu avais fini (Jij had geëindigd)
– Il/Elle/On avait vendu (Hij/Zij/Men had verkocht)
– Nous étions allés (Wij waren gegaan)
– Vous étiez venus (Jullie waren gekomen)
Wanneer gebruik je avoir en wanneer être?
In het Frans gebruiken de meeste werkwoorden avoir als hulpwerkwoord in de plus-que-parfait. Echter, er zijn bepaalde werkwoorden die être als hulpwerkwoord gebruiken. Deze werkwoorden zijn meestal werkwoorden van beweging en overgang, zoals aller (gaan), venir (komen), arriver (aankomen), partir (vertrekken), entrer (binnenkomen), sortir (uitgaan), monter (omhooggaan), descendre (omlaaggaan), naître (geboren worden), en mourir (sterven). Bovendien gebruiken alle wederkerende werkwoorden (werkwoorden die eindigen op -se) être als hulpwerkwoord.
Oefeningen en voorbeelden
Laten we nu enkele voorbeelden en oefeningen bekijken om het concept van het plus-que-parfait beter te begrijpen.
Voorbeeld 1:
– Nederlands: Toen ik thuis kwam, had hij al gegeten.
– Frans: Quand je suis rentré, il avait déjà mangé.
Voorbeeld 2:
– Nederlands: Nadat zij was vertrokken, begon het te regenen.
– Frans: Après qu’elle était partie, il a commencé à pleuvoir.
Voorbeeld 3:
– Nederlands: Voordat wij aankwamen, had de film al begonnen.
– Frans: Avant que nous arrivions, le film avait déjà commencé.
Oefening 1:
Vorm het plus-que-parfait van de volgende zinnen:
1. Zij (f.) was al naar huis gegaan voordat ik aankwam. (rentrer)
2. Wij hadden al gegeten voordat de film begon. (manger)
3. Jij (m.) had het boek gelezen voordat zij (f.) het kocht. (lire)
4. Jullie (m.) waren al vertrokken toen ik jullie (f.) belde. (partir)
Antwoorden:
1. Elle était déjà rentrée avant que j’arrive.
2. Nous avions déjà mangé avant que le film commence.
3. Tu avais lu le livre avant qu’elle l’achète.
4. Vous étiez déjà partis quand je vous ai appelées.
Veelvoorkomende fouten en valkuilen
Zoals bij elke taalstructuur zijn er enkele veelvoorkomende fouten en valkuilen die je moet vermijden bij het vormen van het plus-que-parfait.
1. Verkeerd hulpwerkwoord gebruiken
Een veelvoorkomende fout is het gebruik van het verkeerde hulpwerkwoord (avoir in plaats van être of omgekeerd). Onthoud dat werkwoorden van beweging en wederkerende werkwoorden altijd être gebruiken als hulpwerkwoord.
2. Voltooid deelwoord niet aanpassen
Als je être als hulpwerkwoord gebruikt, moet het voltooid deelwoord in geslacht en aantal overeenkomen met het onderwerp. Dit betekent dat je soms een extra -e of -s moet toevoegen aan het voltooid deelwoord. Bijvoorbeeld:
– Il était allé (Hij was gegaan)
– Elle était allée (Zij was gegaan)
– Ils étaient allés (Zij waren gegaan, m.)
– Elles étaient allées (Zij waren gegaan, f.)
3. Verkeerd vervoegen van de imparfait
Een andere veelvoorkomende fout is het verkeerd vervoegen van het hulpwerkwoord in de imparfait. Zorg ervoor dat je de juiste vervoeging gebruikt voor elk onderwerp.
Tips om het plus-que-parfait onder de knie te krijgen
Hier zijn enkele tips om je te helpen het plus-que-parfait te beheersen:
1. Oefen regelmatig: Zoals bij elke nieuwe taalstructuur, is regelmatige oefening essentieel. Schrijf zinnen in het plus-que-parfait en lees ze hardop om vertrouwd te raken met de structuur.
2. Gebruik flashcards: Maak flashcards met vervoegingen van het hulpwerkwoord en voltooid deelwoorden van veelvoorkomende werkwoorden. Dit zal je helpen om de vormen snel te herinneren.
3. Luister en lees: Luister naar Franse audiofragmenten en lees Franse teksten waarin het plus-que-parfait wordt gebruikt. Dit zal je helpen om te zien hoe deze tijd in context wordt gebruikt.
4. Werk samen met een taalpartner: Oefen het vormen van het plus-que-parfait met een taalpartner. Dit kan een medestudent zijn of iemand die vloeiend Frans spreekt. Samen oefenen kan je helpen om sneller vooruitgang te boeken.
Conclusie
Het plus-que-parfait is een essentiële tijd in de Franse taal die helpt om acties in het verleden in een logische volgorde te plaatsen. Hoewel het in het begin misschien ingewikkeld lijkt, zul je met de juiste kennis en voldoende oefening merken dat het vormen van het plus-que-parfait steeds gemakkelijker wordt. Vergeet niet om de juiste hulpwerkwoorden te gebruiken, het voltooid deelwoord aan te passen waar nodig, en regelmatig te oefenen. Met deze tips en technieken zul je snel in staat zijn om het plus-que-parfait correct en zelfverzekerd te gebruiken in je Franse gesprekken en geschriften.
Dus waar wacht je nog op? Ga aan de slag met het oefenen van het plus-que-parfait en zie hoe je Frans naar een hoger niveau stijgt!