Pick a language and start learning!
Deelbare lidwoorden (del, della, dello, dei, delle) Opdrachten in de Italiaanse taal
Bij het leren van de Italiaanse taal kom je vaak deelbare lidwoorden tegen: del, della, dello, dei, delle. Deze lidwoorden zijn essentieel om te begrijpen hoe je onbepaalde hoeveelheden en soorten kunt aangeven. Net als in het Nederlands, waar we woorden zoals "wat" of "enkele" gebruiken, helpen deze Italiaanse lidwoorden om abstracte of onbepaalde aantallen van een zelfstandig naamwoord te beschrijven. Het goed beheersen van deze lidwoorden zal je helpen om vloeiender en nauwkeuriger in het Italiaans te communiceren.
Deelbare lidwoorden in het Italiaans kunnen in eerste instantie verwarrend lijken, maar met de juiste uitleg en oefeningen wordt het al snel duidelijk hoe ze gebruikt moeten worden. Elk lidwoord past zich aan het geslacht en het aantal van het zelfstandig naamwoord aan, en ook aan de beginletter van het zelfstandig naamwoord. Zo gebruik je bijvoorbeeld "del" voor mannelijke zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud die beginnen met een medeklinker, en "della" voor vrouwelijke zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud die beginnen met een medeklinker. Door middel van gerichte oefeningen op deze pagina zul je stap voor stap vertrouwd raken met de regels en uitzonderingen van deze belangrijke grammaticale componenten.
Exercise 1
<p>1. Ho comprato *delle* mele al mercato. (meervoud, vrouwelijk)</p>
<p>2. Vuoi *del* pane con la tua zuppa? (mannelijk, enkelvoud)</p>
<p>3. Abbiamo trovato *dei* libri interessanti in biblioteca. (meervoud, mannelijk)</p>
<p>4. Lei ha cucinato *della* pasta per cena. (vrouwelijk, enkelvoud)</p>
<p>5. Vuole *dello* zucchero nel suo caffè? (mannelijk, enkelvoud met s+medeklinker)</p>
<p>6. I bambini hanno bevuto *del* latte a colazione. (mannelijk, enkelvoud)</p>
<p>7. Ho bisogno *della* farina per fare il pane. (vrouwelijk, enkelvoud)</p>
<p>8. Ha comprato *delle* scarpe nuove. (meervoud, vrouwelijk)</p>
<p>9. Vorrei *del* formaggio, per favore. (mannelijk, enkelvoud)</p>
<p>10. Ci sono *dei* problemi con il progetto. (meervoud, mannelijk)</p>
Exercise 2
<p>1. Ho comprato *del* pane per la colazione. (een beetje)</p>
<p>2. Vuoi *della* pasta per il pranzo? (een beetje)</p>
<p>3. Abbiamo visto *delle* stelle cadenti ieri notte. (meervoud)</p>
<p>4. Posso avere *dello* zucchero nel mio caffè? (een beetje)</p>
<p>5. Ci sono *dei* libri interessanti in biblioteca. (meervoud)</p>
<p>6. Vorrei *del* vino rosso, per favore. (een beetje)</p>
<p>7. Hai comprato *delle* mele al mercato? (meervoud)</p>
<p>8. Ho bisogno *della* farina per fare la torta. (een beetje)</p>
<p>9. Vuoi *dello* yogurt con i cereali? (een beetje)</p>
<p>10. Abbiamo preparato *dei* dolci per la festa. (meervoud)</p>
Exercise 3
<p>1. Ho comprato *del* pane fresco al mercato. (een hoeveelheid van iets onbepaald)</p>
<p>2. Vorrei *delle* mele per la torta di mele. (een paar van iets)</p>
<p>3. Hai bevuto *della* birra ieri sera? (een onbepaald hoeveelheid drank)</p>
<p>4. Il ristorante serve *dei* piatti tipici italiani. (meervoud van een onbepaald hoeveelheid)</p>
<p>5. Abbiamo mangiato *delle* fragole con la panna. (meervoud van een onbepaald hoeveelheid)</p>
<p>6. Puoi prendere *del* formaggio dal frigorifero? (een onbepaald hoeveelheid)</p>
<p>7. C'è *dello* zucchero nel caffè? (een onbepaald hoeveelheid van iets dat normaal in kleine hoeveelheden wordt gebruikt)</p>
<p>8. Abbiamo bisogno *della* farina per fare la pasta. (een onbepaald hoeveelheid van iets specifiek)</p>
<p>9. Vuoi *del* vino con la cena? (een onbepaald hoeveelheid drank)</p>
<p>10. Ho visto *dei* gatti nel giardino. (meervoud van een onbepaald hoeveelheid dieren)</p>