Pick a language and start learning!
Gebruik van “come” vs “quanto” Opdrachten in de Italiaanse taal
Het onderscheid tussen "come" en "quanto" in het Italiaans kan soms verwarrend zijn voor niet-moedertaalsprekers. Beide woorden worden vaak gebruikt in vergelijkingen, maar ze hebben verschillende toepassingen en nuances. "Come" wordt meestal gebruikt om een gelijkenis of overeenkomst aan te duiden, terwijl "quanto" meer gericht is op kwantiteit en hoeveelheid. Door de juiste context en voorbeelden te begrijpen, kun je deze termen effectief in je dagelijkse Italiaanse conversaties gebruiken.
"Come" kan worden vertaald als "zoals" of "als" in het Nederlands en wordt gebruikt om twee zaken te vergelijken die op dezelfde manier zijn of functioneren. Bijvoorbeeld: "Lei è bella come una rosa" (Zij is mooi zoals een roos). Aan de andere kant, "quanto" betekent "hoeveel" en wordt gebruikt wanneer je wilt weten of aangeven hoeveel iets is. Bijvoorbeeld: "Quanto costa?" (Hoeveel kost het?). Het is cruciaal om deze verschillen te kennen om grammaticaal correct en vloeiend Italiaans te spreken.
Exercise 1
<p>1. Maria è *come* sua madre (vergelijking).</p>
<p>2. Quanto è alto tuo fratello? Lui è *quanto* me (vergelijking van hoogte).</p>
<p>3. La pizza di questo ristorante è *come* quella che mangiavamo in Italia (vergelijking van eten).</p>
<p>4. Non so *quanto* tempo ci vorrà per finire il progetto (vraagwoord voor tijd).</p>
<p>5. Giulia è intelligente *quanto* suo fratello (vergelijking van intelligentie).</p>
<p>6. Puoi spiegarmi *come* risolvere questo problema matematico? (vraagwoord voor uitleg).</p>
<p>7. La festa è stata *come* mi aspettavo, molto divertente (vergelijking met verwachting).</p>
<p>8. Non riesco a immaginare *quanto* sei felice adesso (vraagwoord voor intensiteit).</p>
<p>9. Vorrei sapere *come* si chiama quella canzone (vraagwoord voor naam).</p>
<p>10. Non so *quanto* costerà il biglietto per il concerto (vraagwoord voor prijs).</p>
Exercise 2
<p>1. Maria è *come* una sorella per me (vergelijking).</p>
<p>2. Quanto *quanto* costa questo vestito? (prijs).</p>
<p>3. Il sole splende oggi *come* ieri (vergelijking met gisteren).</p>
<p>4. Non so *quanto* tempo ci vorrà per finire (tijd).</p>
<p>5. Luca gioca a calcio *come* un professionista (vergelijking met een professional).</p>
<p>6. Non riesco a immaginare *quanto* grande sia questo edificio (grootte).</p>
<p>7. Lei è brava in matematica *come* in scienze (vergelijking tussen twee vakken).</p>
<p>8. Non posso credere *quanto* sei cambiato (verandering).</p>
<p>9. La torta è dolce *come* il miele (vergelijking met honing).</p>
<p>10. Non so *quanto* pesi questo pacco (gewicht).</p>
Exercise 3
<p>1. Maria è *bella come* sua sorella. (vergelijking)</p>
<p>2. Luigi non è *alto quanto* Marco. (vergelijking van hoeveelheid)</p>
<p>3. Questo libro è *interessante quanto* il film. (vergelijking van kwaliteit)</p>
<p>4. La torta è *dolce come* il gelato. (vergelijking van smaak)</p>
<p>5. Carla guida *veloce quanto* suo fratello. (vergelijking van snelheid)</p>
<p>6. Il nuovo ristorante è *buono come* il vecchio. (vergelijking van kwaliteit)</p>
<p>7. Lei ha *studiato quanto* me per l'esame. (vergelijking van inspanning)</p>
<p>8. La casa di Pietro è *grande quanto* la nostra. (vergelijking van grootte)</p>
<p>9. Questo vino è *costoso come* l'altro. (vergelijking van prijs)</p>
<p>10. Mario lavora *tanto quanto* Giulia. (vergelijking van hoeveelheid werk)</p>