Pick a language and start learning!

Onderscheid tussen “grande” en “grosso” Opdrachten in de Italiaanse taal

Het onderscheiden van de Italiaanse woorden "grande" en "grosso" kan voor Nederlandse studenten een uitdaging zijn. Beide woorden vertalen zich vaak naar "groot" in het Nederlands, maar ze hebben subtiele verschillen in betekenis en gebruik. "Grande" wordt voornamelijk gebruikt om de fysieke grootte of het belang van iets te beschrijven, zoals "een groot huis" (una grande casa) of "een groot probleem" (un grande problema). Aan de andere kant wordt "grosso" vaker gebruikt om iets omvangrijk of dik aan te duiden, zoals "een dik boek" (un grosso libro) of "een dikke trui" (un grosso maglione). In onze grammaticaoefeningen duiken we dieper in de nuances tussen deze twee woorden en leren we je hoe je ze correct kunt gebruiken in verschillende contexten. Door middel van verschillende oefeningen en voorbeelden kun je jezelf testen en vertrouwd raken met het juiste gebruik van "grande" en "grosso". Deze oefeningen helpen je niet alleen om je woordenschat uit te breiden, maar ook om je begrip van de Italiaanse taal te verfijnen en te verbeteren.

Exercise 1

1. La Torre di Pisa è una *grande* attrazione turistica. (Denk aan iets dat beroemd is vanwege zijn grootte of belang.) 2. Ho comprato un *grosso* pezzo di formaggio al mercato. (Denk aan iets dat omvangrijk is in fysieke grootte.) 3. Il mio cane è diventato molto *grosso* dopo l'inverno. (Denk aan een toename in fysieke omvang.) 4. La biblioteca comunale ha una *grande* collezione di libri antichi. (Denk aan iets dat veel omvat of belangrijk is in hoeveelheid.) 5. Quel *grande* uomo è il sindaco della città. (Denk aan iets belangrijk of indrukwekkend.) 6. Ho visto un *grosso* ragno nel giardino. (Denk aan iets dat opvalt door zijn fysieke grootte.) 7. Abbiamo avuto una *grande* opportunità di viaggiare all'estero. (Denk aan iets dat belangrijk of waardevol is.) 8. Il mio amico ha un *grosso* problema con la sua macchina. (Denk aan iets dat significant is in omvang of ernst.) 9. Il concerto si terrà in una *grande* sala da concerti. (Denk aan iets dat veel mensen kan bevatten.) 10. Ho bisogno di un *grosso* martello per questo lavoro. (Denk aan iets dat stevig en groot is voor fysieke taken.)

Exercise 2

1. La casa di Maria è *grande* (Het huis van Maria is zeer ruim). 2. Ho comprato un *grosso* libro di storia (Het boek is erg dik en zwaar). 3. Il parco è davvero *grande* (Het park is zeer uitgestrekt). 4. Abbiamo visto un *grosso* cane nel giardino (De hond was erg groot en breed). 5. La piazza del paese è *grande* e spaziosa (Het plein is erg ruim). 6. Ha una collezione di monete molto *grosse* (De munten zijn groot en dik). 7. La montagna è *grande* e maestosa (De berg is zeer hoog en indrukwekkend). 8. I pomodori del mercato sono davvero *grossi* (De tomaten zijn erg groot en zwaar). 9. Questa scatola è troppo *grande* per entrare nella macchina (De doos is zeer ruim). 10. Il gatto di Luca è molto *grosso* (De kat is dik en zwaar).

Exercise 3

1. Il mio fratello è molto *grande* per la sua età (hij is lang en oud voor zijn leeftijd). 2. Questo pacco è troppo *grosso* per entrare nella buca delle lettere (het past niet door de brievenbus). 3. Abbiamo visitato una città molto *grande* durante le vacanze (de stad was erg groot en had veel inwoners). 4. Ho comprato una mela *grossa* al mercato (de appel is groot en zwaar). 5. Questo libro è davvero *grosso* e pesante (het boek heeft veel pagina's en weegt veel). 6. La nostra casa è *grande* abbastanza per ospitare tutti (er is genoeg ruimte voor iedereen). 7. Ho trovato un insetto *grosso* nel giardino (het insect is groot en dik). 8. Il nostro cane è diventato molto *grosso* dopo l'inverno (de hond heeft veel gewicht gewonnen). 9. Il campo di calcio è molto *grande* (het veld heeft veel ruimte voor spelers). 10. Questo diamante è uno dei più *grossi* che abbia mai visto (de diamant is groot en indrukwekkend).