Pick a language and start learning!
Vervoeging van wederkerende werkwoorden Opdrachten in de Portugese taal
De vervoeging van wederkerende werkwoorden in het Portugees kan een uitdaging zijn, maar met de juiste oefeningen en kennis is het goed te doen. Wederkerende werkwoorden zijn werkwoorden die een wederkerend voornaamwoord gebruiken, zoals "zich wassen" in het Nederlands. In het Portugees gebruiken we "se" als het wederkerend voornaamwoord, bijvoorbeeld "lavar-se" voor "zich wassen". Het correct vervoegen van deze werkwoorden vereist begrip van zowel de werkwoordstijden als de juiste plaatsing van het wederkerend voornaamwoord.
Bij het oefenen van wederkerende werkwoorden is het belangrijk om te letten op de verschillende tijden en vormen. In het Portugees veranderen wederkerende werkwoorden afhankelijk van de persoon (ik, jij, hij/zij, wij, jullie, zij) en de werkwoordstijd (tegenwoordige tijd, verleden tijd, toekomende tijd, etc.). Door regelmatig te oefenen met zinnen en voorbeelden kun je vertrouwd raken met de nuances van deze werkwoorden. Deze oefeningen zijn ontworpen om je te helpen de vervoeging van wederkerende werkwoorden in het Portugees te beheersen en je taalvaardigheid te verbeteren.
Exercise 1
<p>1. Eu *me levanto* às sete da manhã (opstaan).</p>
<p>2. Ela *se penteia* antes de sair de casa (haar kammen).</p>
<p>3. Nós *nos divertimos* muito na festa (zich amuseren).</p>
<p>4. Eles *se encontram* no parque todos os domingos (elkaar ontmoeten).</p>
<p>5. Eu *me visto* rapidamente para não me atrasar (zich aankleden).</p>
<p>6. Você *se preocupa* demais com tudo (zich zorgen maken).</p>
<p>7. Ele *se lembra* de mim? (zich herinneren).</p>
<p>8. Nós *nos despedimos* dos amigos no aeroporto (afscheid nemen).</p>
<p>9. Ela *se sente* mal hoje (zich voelen).</p>
<p>10. Eu *me escondo* quando brinco de esconde-esconde (zich verstoppen).</p>
Exercise 2
<p>1. Ele *se levantou* cedo para trabalhar (wederkerend werkwoord voor opstaan).</p>
<p>2. Nós *nos divertimos* muito na festa ontem (wederkerend werkwoord voor vermaken).</p>
<p>3. Maria *se esqueceu* de trazer o livro (wederkerend werkwoord voor vergeten).</p>
<p>4. Eu *me senti* muito feliz com a notícia (wederkerend werkwoord voor voelen).</p>
<p>5. Eles *se conheceram* na escola (wederkerend werkwoord voor leren kennen).</p>
<p>6. João e Ana *se casaram* no mês passado (wederkerend werkwoord voor trouwen).</p>
<p>7. Você *se lembra* do que aconteceu ontem? (wederkerend werkwoord voor herinneren).</p>
<p>8. Nós *nos encontramos* no parque todos os sábados (wederkerend werkwoord voor elkaar ontmoeten).</p>
<p>9. Eles *se mudaram* para uma nova casa (wederkerend werkwoord voor verhuizen).</p>
<p>10. Ela *se penteia* todos os dias antes de sair (wederkerend werkwoord voor kammen).</p>
Exercise 3
<p>1. Ele *levanta-se* cedo todos os dias. (zich opstaan)</p>
<p>2. Nós *vestimo-nos* antes do café da manhã. (zich aankleden)</p>
<p>3. Ela *prepara-se* para a reunião importante. (zich voorbereiden)</p>
<p>4. Eu *desculpo-me* por estar atrasado. (zich verontschuldigen)</p>
<p>5. Eles *lembram-se* do aniversário dela. (zich herinneren)</p>
<p>6. Vocês *divertem-se* no parque de diversões? (zich amuseren)</p>
<p>7. Nós *escondemo-nos* atrás da árvore. (zich verstoppen)</p>
<p>8. Tu *engana-te* facilmente com essa informação. (zich vergissen)</p>
<p>9. Eu *sento-me* sempre na primeira fila. (zich zitten)</p>
<p>10. Ela *acalma-se* ouvindo música. (zich kalmeren)</p>




