Pick a language and start learning!
Gebruik van infinitieven na voorzetsels Opdrachten in de Portugese taal
In de Portugese taal speelt het gebruik van infinitieven na voorzetsels een cruciale rol bij het vormen van zinnen en het uitdrukken van complexe ideeën. Net als in het Nederlands, wordt een infinitief in het Portugees vaak gebruikt na een voorzetsel om een actie of toestand te beschrijven die nog niet is voltooid. Bijvoorbeeld, de uitdrukking "na het eten" vertaalt naar het Portugees als "depois de comer", waarbij "comer" het infinitief van het werkwoord "eten" is. Het correct toepassen van deze grammaticale structuur kan helpen om vloeiender en nauwkeuriger in het Portugees te communiceren.
Het begrijpen van deze regel is niet alleen belangrijk voor grammaticale nauwkeurigheid, maar ook voor de natuurlijke flow van de taal. In het Portugees kunnen voorzetsels zoals "para", "de", "em" en "por" gevolgd worden door een infinitief om verschillende nuances en betekenissen over te brengen. Bijvoorbeeld, "para estudar" betekent "om te studeren" en "depois de trabalhar" betekent "na het werken". Deze oefeningen zijn ontworpen om je vertrouwd te maken met deze constructies en je te helpen vertrouwen te krijgen in het gebruik van infinitieven na voorzetsels in het Portugees.
Exercise 1
<p>1. Zij heeft moeite met *studeren* (een activiteit die je doet als je naar school gaat).</p>
<p>2. Hij is geïnteresseerd in *lezen* (iets wat je doet met een boek).</p>
<p>3. We zijn bezig met *schilderen* (een activiteit die je doet met verf en een kwast).</p>
<p>4. Ze genieten van *wandelen* (een activiteit die je buiten doet, vaak in de natuur).</p>
<p>5. Hij kijkt uit naar *reizen* (iets wat je doet om nieuwe plekken te ontdekken).</p>
<p>6. Zij is dol op *koken* (een activiteit in de keuken waarbij je voedsel bereidt).</p>
<p>7. Hij besteedt veel tijd aan *schrijven* (een activiteit waarbij je een pen of een computer gebruikt).</p>
<p>8. Ze hebben een passie voor *muziekmaken* (een activiteit waarbij je instrumenten bespeelt of zingt).</p>
<p>9. Hij heeft een talent voor *tekenen* (een activiteit waarbij je beelden creëert op papier).</p>
<p>10. Zij is bezig met *leren* (een activiteit waarbij je nieuwe dingen ontdekt en onthoudt).</p>
Exercise 2
<p>1. Ela está interessada em *aprender* novas línguas (werkwoord voor leren).</p>
<p>2. Depois de *comer*, ele foi dar uma caminhada (werkwoord voor eten).</p>
<p>3. Eles estão ansiosos para *viajar* nas férias (werkwoord voor reizen).</p>
<p>4. Antes de *dormir*, ela sempre lê um livro (werkwoord voor slapen).</p>
<p>5. Ele é responsável por *organizar* os eventos da empresa (werkwoord voor regelen).</p>
<p>6. Após *terminar* o trabalho, eles foram ao cinema (werkwoord voor afronden).</p>
<p>7. Ela gosta de *nadar* no mar durante o verão (werkwoord voor zwemmen).</p>
<p>8. Eles decidiram *comprar* uma casa nova este ano (werkwoord voor aanschaffen).</p>
<p>9. Ele tem medo de *falar* em público (werkwoord voor praten).</p>
<p>10. Ela se dedica a *ajudar* os necessitados (werkwoord voor assisteren).</p>
Exercise 3
<p>1. Ele está cansado de *esperar* pelo ônibus. (wachten)</p>
<p>2. Ela tem medo de *falhar* no exame. (falen)</p>
<p>3. Eles estão interessados em *aprender* novas línguas. (leren)</p>
<p>4. Você se esqueceu de *trazer* o livro? (brengen)</p>
<p>5. Nós precisamos de mais tempo para *decidir* sobre a viagem. (beslissen)</p>
<p>6. Estou ansioso para *conhecer* seus amigos. (ontmoeten)</p>
<p>7. Eles estão acostumados a *correr* todas as manhãs. (rennen)</p>
<p>8. Ela se arrepende de não *ter* mais paciência. (hebben)</p>
<p>9. Ele está pensando em *mudar* de emprego. (veranderen)</p>
<p>10. Ela sonha em *viajar* pelo mundo. (reizen)</p>




