Vorming van de toekomende tijd (futuro do presente) Opdrachten in de Portugese taal

De vorming van de toekomende tijd (futuro do presente) in het Portugees is een essentieel onderdeel van de taalbeheersing, vooral voor diegenen die hun communicatievaardigheden willen verbeteren. Deze grammaticale tijd wordt gebruikt om handelingen of gebeurtenissen aan te duiden die in de toekomst zullen plaatsvinden. Het begrijpen en correct toepassen van deze tijdsvorm helpt je niet alleen om nauwkeuriger te spreken, maar ook om je schrijfvaardigheden te verfijnen. In deze sectie bieden wij een reeks oefeningen aan die je zullen helpen de regels en uitzonderingen van de toekomende tijd onder de knie te krijgen. De toekomende tijd in het Portugees wordt meestal gevormd door het infinitief van het werkwoord te gebruiken, gevolgd door de juiste uitgangen voor elke persoon. Bijvoorbeeld, het werkwoord "falar" (spreken) wordt "falarei" (ik zal spreken) in de eerste persoon enkelvoud. Er zijn echter ook onregelmatige werkwoorden die speciale aandacht vereisen. Onze oefeningen zijn ontworpen om je stap voor stap door zowel de regelmatige als de onregelmatige vormen te leiden. Door middel van verschillende soorten oefeningen, zoals invuloefeningen en vertalingen, krijg je de kans om je kennis te testen en te versterken.

Exercise 1

<p>1. Amanhã eu *viajarei* para a praia (werkwoord voor reizen).</p> <p>2. Nós *estudaremos* para o exame na próxima semana (werkwoord voor leren).</p> <p>3. Eles *comprarão* uma casa nova no próximo ano (werkwoord voor kopen).</p> <p>4. Você *assistirá* ao filme comigo amanhã à noite (werkwoord voor kijken).</p> <p>5. Ela *cozinhará* o jantar para a família (werkwoord voor koken).</p> <p>6. Nós *trabalharemos* no projeto juntos (werkwoord voor werken).</p> <p>7. Eles *jogarão* futebol no parque (werkwoord voor spelen).</p> <p>8. Eu *escreverei* uma carta para meu amigo (werkwoord voor schrijven).</p> <p>9. Você *lerá* aquele livro interessante (werkwoord voor lezen).</p> <p>10. Maria *cuidará* do jardim no fim de semana (werkwoord voor zorgen).</p>
 

Exercise 2

<p>1. Amanhã nós *iremos* à praia (wij zullen ... naar het strand gaan).</p> <p>2. Eles *comprarão* um carro novo no próximo mês (zij zullen ... een nieuwe auto kopen).</p> <p>3. Você *estudará* para o exame de matemática (jij zult ... voor het wiskunde-examen studeren).</p> <p>4. Nós *viajaremos* para o Brasil nas férias (wij zullen ... naar Brazilië reizen in de vakantie).</p> <p>5. Ela *cozinhará* o jantar esta noite (zij zal ... het avondeten koken).</p> <p>6. Eu *escreverei* um livro no próximo ano (ik zal ... een boek schrijven volgend jaar).</p> <p>7. Eles *trabalharão* no projeto juntos (zij zullen ... samen aan het project werken).</p> <p>8. Nós *assistiremos* ao filme no cinema (wij zullen ... naar de film kijken in de bioscoop).</p> <p>9. Você *aprenderá* a tocar violão (jij zult ... gitaar leren spelen).</p> <p>10. Ela *falará* com o chefe amanhã (zij zal ... morgen met de baas praten).</p>
 

Exercise 3

<p>1. Amanhã eu *comprarei* um carro novo (werkwoord voor 'kopen').</p> <p>2. Eles *viajarão* para o Brasil no próximo mês (werkwoord voor 'reizen').</p> <p>3. Nós *assistiremos* ao filme juntos amanhã (werkwoord voor 'kijken').</p> <p>4. Ela *estudará* para o exame na próxima semana (werkwoord voor 'studeren').</p> <p>5. Vocês *trabalharão* no projeto depois do almoço (werkwoord voor 'werken').</p> <p>6. Eu *caminharei* no parque amanhã de manhã (werkwoord voor 'wandelen').</p> <p>7. Eles *jogarão* futebol no sábado (werkwoord voor 'spelen').</p> <p>8. Nós *visitaremos* nossos avós no domingo (werkwoord voor 'bezoeken').</p> <p>9. Ele *cozinhará* o jantar esta noite (werkwoord voor 'koken').</p> <p>10. Você *lerá* o livro na próxima semana (werkwoord voor 'lezen').</p>
 

5x Faster Language Learning with AI

Talkpal is AI-powered language tutor. Learn 57+ languages 5x faster with innovative technology.