Pick a language and start learning!
Verleden tijd in duurvorm Opdrachten in de Engelse taal
Verleden tijd in duurvorm, ook wel bekend als de past continuous in het Engels, is een essentieel onderdeel van het beheersen van de Engelse taal. Deze grammaticale constructie wordt gebruikt om handelingen te beschrijven die in het verleden plaatsvonden en een zekere duur hadden. Bijvoorbeeld: "I was reading a book when the phone rang." Hier benadrukt de verleden tijd in duurvorm dat het lezen een voortgaande activiteit was op het moment dat de telefoon ging. Het begrijpen en correct toepassen van deze tijdsvorm kan je helpen om je Engels vloeiender en natuurlijker te laten klinken.
In deze oefeningen zullen we ons richten op het herkennen, vormen en juist toepassen van de verleden tijd in duurvorm. Je krijgt de kans om verschillende zinnen te analyseren en te transformeren, zodat je vertrouwd raakt met de structuur en het gebruik ervan. Of je nu een beginner bent of je vaardigheden wilt opfrissen, deze oefeningen zijn ontworpen om je te helpen de nuances van de past continuous onder de knie te krijgen. Laten we aan de slag gaan en je Engels naar een hoger niveau tillen!
Exercise 1
<p>1. He was *running* in the park when it started to rain (werkwoord voor rennen).</p>
<p>2. They were *watching* a movie when the power went out (werkwoord voor kijken).</p>
<p>3. She was *reading* a book when the phone rang (werkwoord voor lezen).</p>
<p>4. We were *cooking* dinner when our friends arrived (werkwoord voor koken).</p>
<p>5. I was *writing* a letter when my cat jumped on the table (werkwoord voor schrijven).</p>
<p>6. You were *playing* the guitar when I came home (werkwoord voor spelen).</p>
<p>7. The children were *swimming* in the pool when it started to thunder (werkwoord voor zwemmen).</p>
<p>8. He was *driving* to work when he saw the accident (werkwoord voor rijden).</p>
<p>9. She was *talking* on the phone when she spilled her coffee (werkwoord voor praten).</p>
<p>10. We were *walking* in the forest when we saw a deer (werkwoord voor lopen).</p>
Exercise 2
<p>1. She was *reading* a book when the phone rang (werkwoord voor lezen).</p>
<p>2. They were *playing* soccer in the park all afternoon (werkwoord voor sporten).</p>
<p>3. I was *studying* for my exams all night (werkwoord voor leren).</p>
<p>4. He was *cooking* dinner when the guests arrived (werkwoord voor eten bereiden).</p>
<p>5. We were *watching* a movie when the power went out (werkwoord voor kijken).</p>
<p>6. The children were *drawing* pictures during art class (werkwoord voor tekenen).</p>
<p>7. She was *writing* a letter to her friend (werkwoord voor schrijven).</p>
<p>8. They were *dancing* at the party until midnight (werkwoord voor bewegen op muziek).</p>
<p>9. I was *running* in the park when it started to rain (werkwoord voor hardlopen).</p>
<p>10. He was *singing* his favorite song in the shower (werkwoord voor zingen).</p>
Exercise 3
<p>1. She was *reading* a book when the phone rang (verleden tijd van lezen).</p>
<p>2. They were *playing* soccer in the park all afternoon (verleden tijd van spelen).</p>
<p>3. He was *cooking* dinner when the fire alarm went off (verleden tijd van koken).</p>
<p>4. We were *watching* a movie when the power went out (verleden tijd van kijken).</p>
<p>5. I was *writing* a letter when the doorbell rang (verleden tijd van schrijven).</p>
<p>6. The children were *swimming* in the pool when it started to rain (verleden tijd van zwemmen).</p>
<p>7. She was *studying* for her exam all night (verleden tijd van studeren).</p>
<p>8. He was *driving* to work when he heard the news (verleden tijd van rijden).</p>
<p>9. We were *discussing* the project when the boss walked in (verleden tijd van bespreken).</p>
<p>10. They were *dancing* at the party when the music stopped (verleden tijd van dansen).</p>